Ga verder naar de inhoud

BC/21-0082

Gegrond Beroepscommissie Beroepscommissie Overplaatsing
OVERPLAATSING

De Beroepscommissie beoordeelt het beroep gegrond. De Directeur-Generaal had het bezwaar tegen de weigering tot (over)plaatsing ontvankelijk moeten verklaren.

De bezwaar - en beroepsprocedure is ook van toepassing op een weigering tot overplaatsing. De Directie Detentiebeheer, die ook de beslissing tot (over)plaatsing neemt, staat ook in voor de weigering tot (over)plaatsing. Daarmee volgt de beslissing tot weigering hetzelfde traject als een beslissing tot een effectieve (over)plaatsing. Het onderscheid tussen de twee types van beslissing is bijgevolg een louter theoretisch onderscheid, dat niet kan leiden tot een andere kwalificatie en andere beroepsmogelijkheden. Uit de motivering van de weigering tot overplaatsing blijkt dat men rekening houdt met dezelfde criteria als bij een (over)plaatsing, onder meer de bestemming van de gevangenis, de gevaarsnotie en de graad van sociabiliteit en kwetsbaarheid van de gedetineerde.

Deze beslissingen op een verschillende manier kwalificeren zou ertoe leiden dat tegen eenzelfde type beslissing, genomen volgens eenzelfde traject, twee verschillende rechtsmiddelen open staan. Dat komt de rechtszekerheid voor de gedetineerde niet ten goede en zou de bezwaar- en beroepsmogelijkheid in het domein van overplaatsingen sterk inperken. Nochtans hebben beide beslissingen een even grote impact op het detentieparcours van de gedetineerden, zoals bijvoorbeeld op de externe contacten, tewerkstelling of het toegepaste regime. Een weigering tot overplaatsing is immers in se een bevestiging van een eerdere beslissing tot (over)plaatsing. De Beroepscommissie meent dan ook dat de toepassing van de bezwaar- en beroepsprocedure voorzien in art. 163 en art. 165 van de Basiswet op weigeringen tot overplaatsing in lijn is met de bedoeling van de wetgever, namelijk het voorzien van een laagdrempelige klachtenprocedure voor dergelijke beslissingen van de penitentiaire administratie.