Ga verder naar de inhoud

BC/21-0146

Ongegrond Gegrond Beroepscommissie Beroepscommissie Voorlopige maatregel Bijzondere veiligheidsmaatregel Tucht BC - Beroep tegen aspect KC/ Appel contre aspect CP
VOORLOPIGE MAATREGEL - BIJZONDERE VEILIGHEIDSMAATREGEL - TUCHT - ONAFHANKELIJKHEID / ONPARTIJDIGHEID - KLACHTENPROCEDURE


De Beroepscommissie verklaart het beroep ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond.

De Beroepscommissie besluit dat er minstens een schijn van partijigheid gold in hoofde van alle leden van de Klachtencommissie. Ze hadden zich ambtshalve moeten wraken.

Er werden in dit dossier 3 bijzondere veiligheidsmaatregelen opgelegd. De Beroepscommissie besluit dat het uiten van ernstige bedreigingen ten aanzien van directieleden kan beschouwd worden als een ernstige aanwijzing van een gevaar voor de orde en veiligheid. De verschillende BVM'en zijn bovendien voldoende en aan de hand van concrete feiten gemotiveerd. De eerste BVM moet echter vernietigd worden, omdat er tegelijk een tuchtprocedure liep, hetgeen strijdig is met artikel 111 van de Basiswet. De directie kon pas na afloop van de tuchtsanctie beslissen over de verdere noodzaak van een BVM. De nietigheid van de eerste BVM impliceert niet noodzakelijk de nietigheid van de volgende BVM'en. Iedere maatregel is immers een aparte beslissing en moet voldoen aan de voorgeschreven voorwaarden. Men moet ook steeds nagaan of er nog steeds sprake is van een actueel gevaar voor de veiligheid. De twee volgende BVM'en zijn wettelijk en redelijk.

Daarnaast werd er een voorlopige maatregel opgelegd, conform de wet en de redelijkheid en billijkheid. Dat het gevaar nog niet geconcretiseerd is en het momenteel slechts bij woorden blijft, wil niet zeggen dat er geen sprake is van een reële dreiging.

Tot slot legde de directie een tuchtbeslissing op. De Beroepscommissie vernietigt deze beslissing, omdat ze in strijd met art. 127§3 van de Basiswet werd opgelegd. Omdat de tuchtrechtelijke inbreuk bestaat uit bedreigingen aan het adres van de directieleden en het inrichtingshoofd van de PI Gent, konden zij de tuchtrechtelijke bevoegdheid in dit dossier niet uitoefenen. Dit had moeten worden toevertrouwd aan een hiërarchisch hoger lid van de penitentiaire administratie. Deze redenering is niet van toepassing voor de voorlopige maatregel, aangezien deze tot doel heeft om de orde en veiligheid binnen de gevangenis te garanderen en niet om te bestraffen.