Ga verder naar de inhoud

BC/22-0148

Ongegrond Beroepscommissie Beroepscommissie Andere beslissing directeur
BEZOEK - BEWIJS

Aan het toegelaten bezoek tussen klager en zijn partner, die tevens in de gevangenis verblijft, ligt een beslissing van de directeur tot toelating van het bezoek ten grondslag. Het bezoek dat niet kon doorgaan betrof in de gegeven omstandigheden een feitelijk handelen dat in verbinding gebracht kan worden met de beslissing van de directeur waarvoor de beroepscommissie bevoegd is. Het in artikel 148 van de Basiswet omschreven toepassingsgebied van het formele beklagrecht moet extensief en niet
beperkend geïnterpreteerd worden. De klachtencommissie heeft de klacht van klager onterecht als onontvankelijk beoordeeld. De beroepscommissie gaat dan ook over tot de beoordeling van de gegrondheid van de oorspronkelijk klacht.

De vraag stelt zich of klager en zijn partner het bezoekmoment op een correcte manier gereserveerd hadden en het bezoek verkeerdelijk niet is kunnen doorgaan dan wel de reservatie niet gebeurd was en er dus geen bezoek kon plaatsvinden. Klager legt geen bewijs van reservatie voor, ook niet na hier uitdrukkelijk toe te zijn uitgenodigd. De beroepscommissie kan aldus niet besluiten dat de directie enige fout of nalatigheid treft om het bezoek niet te laten doorgaan. Deze klacht is ongegrond.

Het beroep is ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond: de beroepscommissie verklaart de oorspronkelijke klacht alsnog ontvankelijk, maar wijst deze af als ongegrond.