Ga verder naar de inhoud

KC05/21-0085

Ongegrond KC - Brugge Klachtencommissie Tucht
TUCHT - VERBODEN SUBSTANTIES

Klacht is gericht tegen het gegeven dat klager zijn verklaringen tijdens de “ondervraging” in het kader van een tuchtprocedure niet correct genoteerd werden waarop een tuchtbeslissing, 30 dagen afzondering in de hem toegewezen verblijfsruimte (ATV), volgde. Daarnaast is klager het niet eens dat men uitgaat van het feit dat de gevonden verboden substanties van zijn bezoeker afkomstig zijn.

Het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting is op zich geen “beslissing” van de directeur, doch is een document dat deel uitmaakt van de tuchtprocedure die in dit geval heeft geleid tot de uiteindelijke tuchtbeslissing waardoor de klacht ontvankelijk is. De Klachtencommissie wenst klager er op te wijzen dat het voor de legaliteit van de tuchtbeslissing niet uitmaakt op welke manier of via wie hij de substanties ontving. Bovendien ziet de Klachtencommissie geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting, noch aan de verklaring van de directeur in haar schriftelijk verweer, waarin zij het waarheidsgetrouw karakter van het verslag nogmaals bevestigt. Op basis van het rapport aan de directeur (RAD) acht de Klachtencommissie het overigens niet onredelijk dat het bezit van de verboden substanties aan het bezoek van klager gelinkt werd. Hoewel uit het dossier duidelijk blijkt dat verboden substanties werden aangetroffen, beveelt de Klachtencommissie de directie wel aan in de toekomst standaard een beschrijving van de verboden substanties aan het tuchtdossier toe te voegen. Gelet op de ernst van de feiten acht de Klachtencommissie de gegeven sanctie niet onredelijk of disproportioneel. Op grond van het voorgaande is de Klachtencommissie van oordeel dat de tuchtbeslissing op objectieve en redelijke wijze tot stand gekomen is.
Klacht is ongegrond.