Ga verder naar de inhoud

KC10/21-0004

Ongegrond KC - Hasselt Klachtencommissie Tucht
TUCHT - VERBODEN SUBSTANTIES - KWALIFICATIE INBREUK - PROPORTIONALITEIT

De Klachtencommissie acht het niet onredelijk dat de feiten beschreven in het RAD door de directeur werden beoordeeld als zijnde een poging tot bezit of handel in door of krachtens de wet verboden substanties die aan klager kan worden toegerekend. Klager werd bestraft met de maximumsanctie (30 dagen ATV). Hoewel deze sanctie op het eerste zicht zwaar lijkt voor feiten waarbij de drugs nooit in handen van klager zijn geweest (het is immers niet hij die op heterdaad betrapt werd, maar zijn broer), wijst de Klachtencommissie op artikel 131 van de Basiswet, dat voorziet dat de poging gestraft wordt met dezelfde straffen als de tuchtrechtelijke inbreuk zelf. Bovendien verdedigt de directie de hoogte van de sanctie vanuit de nultolerantie ten aanzien van drugs. Het is duidelijk dat zij daarbij dezelfde sanctie heeft opgelegd als ware de drugs effectief tot in de handen van klager geraakt. De Klachtencommissie stelt vast dat in casu de ernst van de inbreuk voor de directie heeft doorgewogen, namelijk de hoeveelheid en voorverpakte porties van de drugs, waaruit de directie het opzet tot handeldrijven afleidt, met de ontwrichtende gevolgen voor de leefgemeenschap. Dat het de broer was die betrapt werd en niet klager zelf, en dat klager de drugs nooit in handen heeft gehad, werden daarbij door de directie niet als verzachtende omstandigheden weerhouden. De Klachtencommissie acht deze beslissing van de directie niet onredelijk, nu deze omstandigheden, die te wijten zijn aan het doortastend optreden van het personeel, niet in het voordeel van klager hoeven te spelen. De beslissing van de directeur met betrekking tot de sanctie doorstaat volgens de Klachtencommissie dan ook de toets van de redelijkheid. De klacht is ongegrond.