Autres informations et services officiels:
www.belgium.be
TUCHT - RECHT VAN VERDEDIGING - BIJSTAND ADVOCAAT - TEGEMOETKOMING
Klager werd ingevolge de feiten vastgesteld in een rapport aan de directeur (RAD) tuchtrechtelijk gesanctioneerd met twintig dagen individuele wandeling voor een tuchtinbreuk van eerste categorie, namelijk de opzettelijke aantasting van de psychische integriteit van personen of de bedreiging daarmee. Volgens het RAD werd klager bij het einde van de wandeling aangevallen door een medegedetineerde waarop klager zich verdedigde. De opsteller van het RAD en twee collega’s zagen hoe zowel klager als de medegedetineerde elkaar vuistslagen toedienden. Klager werd hierna op voorlopige maatregel gezet waarbij verplicht verblijf in de toegewezen verblijfsruimte werd opgelegd in afwachting van de tuchtrechtelijke hoorzitting.
Conform de Basiswet en Collectieve Brief nr. 124 van 6 september 2013 werd klager in kennis gesteld van de ten laste gelegde feiten waarover hij zou gehoord worden. Een datum of uur van de hoorzitting werd niet vermeld op het formulier. De klachtencommissie stelt vast dat op het exemplaar van de gevangenisadministratie van het formulier “mededeling aan de gedetineerde inzake de tuchtprocedure” staat geschreven dat klager bijstand wenst van een advocaat en dat bovendien de naam van de voorkeursadvocaat werd genoteerd. In het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting staat dat klager bij aanvang van de zitting zou gezegd hebben dat hij zijn advocaat wou en dat dat zijn goed recht was. De directie zou hierop geantwoord hebben dat de advocaat werd uitgenodigd volgens de geldende procedure maar dat hij niet aanwezig was en dat de directie genoodzaakt was om de tucht te behandelen binnen de 72 uur nadat de voorlopige maatregel was opgelegd.
De klachtencommissie is van oordeel dat het recht van verdediging van klager in casu werd geschonden omwille van de volgende redenen:
- De uitdrukkelijke vermelding van klager dat hij de aanwezigheid van zijn advocaat wenste tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting;
- De uitnodiging aan de advocaat van klager wordt per fax verzonden op zaterdagvoormiddag (niet per mail of telefonisch) voor de zitting van de zondagvoormiddag zodat niet kan worden verwacht dat de raadsman hier tijdig van kennis heeft kunnen nemen;
- Uit het tuchtdossier blijkt niet dat aan klager werd gevraagd of hij akkoord kon gaan met de behandeling zonder advocaat, noch dat een advocaat van de tuchtpermanentie werd voorgesteld aan klager;
- Voor het verloop van de tuchtprocedure is de termijn van 72 uur geen vervaltermijn. Deze termijn is enkel van belang voor de duur van de voorlopige maatregel. Bij het verstrijken van de termijn van 72 uur, zonder dat de gedetineerde werd gehoord, verstrijkt in de regel de voorlopige maatregel, maar dit verhindert niet dat de tuchtprocedure wordt voortgezet en dat de gedetineerde overeenkomstig artikel 144, § 5, eerste lid, wordt gehoord binnen zeven dagen na de overhandiging van de kennisgeving dat de tuchtprocedure wordt opgestart. Een kort uitstel van de zitting was dus wel mogelijk. Uit het tuchtdossier blijkt verder niet dat het aflopen van de voorlopige maatregel de veiligheid binnen de inrichting zou kunnen hebben aantasten.
Om deze reden is de klacht gegrond. De klachtencommissie vernietigt de tuchtbeslissing. Uit de vernietiging van de tuchtbeslissing volgt dat klager niet langer is uitgesloten van deelname aan de gemeenschappelijke wandeling. Gelet op de vraag van klager en de opmerkingen van de directie op de gevraagde tegemoetkoming, kent de klachtencommissie als compensatie voor de achttien dagen individuele wandeling negentig minuten belkrediet toe.
Klager werd ingevolge de feiten vastgesteld in een rapport aan de directeur (RAD) tuchtrechtelijk gesanctioneerd met twintig dagen individuele wandeling voor een tuchtinbreuk van eerste categorie, namelijk de opzettelijke aantasting van de psychische integriteit van personen of de bedreiging daarmee. Volgens het RAD werd klager bij het einde van de wandeling aangevallen door een medegedetineerde waarop klager zich verdedigde. De opsteller van het RAD en twee collega’s zagen hoe zowel klager als de medegedetineerde elkaar vuistslagen toedienden. Klager werd hierna op voorlopige maatregel gezet waarbij verplicht verblijf in de toegewezen verblijfsruimte werd opgelegd in afwachting van de tuchtrechtelijke hoorzitting.
Conform de Basiswet en Collectieve Brief nr. 124 van 6 september 2013 werd klager in kennis gesteld van de ten laste gelegde feiten waarover hij zou gehoord worden. Een datum of uur van de hoorzitting werd niet vermeld op het formulier. De klachtencommissie stelt vast dat op het exemplaar van de gevangenisadministratie van het formulier “mededeling aan de gedetineerde inzake de tuchtprocedure” staat geschreven dat klager bijstand wenst van een advocaat en dat bovendien de naam van de voorkeursadvocaat werd genoteerd. In het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting staat dat klager bij aanvang van de zitting zou gezegd hebben dat hij zijn advocaat wou en dat dat zijn goed recht was. De directie zou hierop geantwoord hebben dat de advocaat werd uitgenodigd volgens de geldende procedure maar dat hij niet aanwezig was en dat de directie genoodzaakt was om de tucht te behandelen binnen de 72 uur nadat de voorlopige maatregel was opgelegd.
De klachtencommissie is van oordeel dat het recht van verdediging van klager in casu werd geschonden omwille van de volgende redenen:
- De uitdrukkelijke vermelding van klager dat hij de aanwezigheid van zijn advocaat wenste tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting;
- De uitnodiging aan de advocaat van klager wordt per fax verzonden op zaterdagvoormiddag (niet per mail of telefonisch) voor de zitting van de zondagvoormiddag zodat niet kan worden verwacht dat de raadsman hier tijdig van kennis heeft kunnen nemen;
- Uit het tuchtdossier blijkt niet dat aan klager werd gevraagd of hij akkoord kon gaan met de behandeling zonder advocaat, noch dat een advocaat van de tuchtpermanentie werd voorgesteld aan klager;
- Voor het verloop van de tuchtprocedure is de termijn van 72 uur geen vervaltermijn. Deze termijn is enkel van belang voor de duur van de voorlopige maatregel. Bij het verstrijken van de termijn van 72 uur, zonder dat de gedetineerde werd gehoord, verstrijkt in de regel de voorlopige maatregel, maar dit verhindert niet dat de tuchtprocedure wordt voortgezet en dat de gedetineerde overeenkomstig artikel 144, § 5, eerste lid, wordt gehoord binnen zeven dagen na de overhandiging van de kennisgeving dat de tuchtprocedure wordt opgestart. Een kort uitstel van de zitting was dus wel mogelijk. Uit het tuchtdossier blijkt verder niet dat het aflopen van de voorlopige maatregel de veiligheid binnen de inrichting zou kunnen hebben aantasten.
Om deze reden is de klacht gegrond. De klachtencommissie vernietigt de tuchtbeslissing. Uit de vernietiging van de tuchtbeslissing volgt dat klager niet langer is uitgesloten van deelname aan de gemeenschappelijke wandeling. Gelet op de vraag van klager en de opmerkingen van de directie op de gevraagde tegemoetkoming, kent de klachtencommissie als compensatie voor de achttien dagen individuele wandeling negentig minuten belkrediet toe.