Ga verder naar de inhoud

KC21/21-0053

Gegrond KC - Merksplas Klachtencommissie Tucht
TUCHT - GEÏNTERNEERDE - MOTIVERING - TOEREKENBAARHEID

De tweede component van artikel 144 §6 van de Basiswet, namelijk de vraag of de tuchtrechtelijke inbreuk ook aan de gedetineerde kan worden toegerekend, vraagt bijzondere aandacht indien de pleger van de inbreuk een geïnterneerde is. Overeenkomstig de communicatie van DG EPI d.d. 26 april 2021 dient elke directeur die een tuchtprocedure wenst te voeren ten aanzien van een geïnterneerde, wanneer hij op basis van alle info waarover hij beschikt van mening is dat de te vervolgen persoon verantwoordelijk is voor de door hem gepleegde inbreuken, deze afweging uitdrukkelijk op te nemen in de motivering van de tuchtbeslissing. De motivering van de tuchtbeslissing dient dus expliciet melding te maken van de elementen waaruit volgens de directie blijkt dat de gepleegde feiten aan de betrokken geïnterneerde kunnen worden toegerekend. De Klachtencommissie oordeelt dat de toets van de toerekenbaarheid van de feiten aan klager in casu niet afdoende is. Uit de formulering (“Normaal gesprek, met vraag en helder antwoord, is mogelijk met betrokkene.”) blijkt geenszins welk referentiepunt door de directie gehanteerd werd. Het is dan ook onduidelijk of de toerekenbaarheid van de feiten dan wel de geestestoestand ter zitting werd beoordeeld. In die zin is de motivering dan ook niet in overeenstemming met de vereisten van artikel 8 j° artikel 144 §6, tweede lid van de Basiswet in samenhang gelezen met de instructie d.d. 26 april 2021 van DG EPI. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd.