Ga verder naar de inhoud

KC21/21-0056

Gegrond KC - Merksplas Klachtencommissie Tucht
TUCHT - MOTIVERING - TOEREKENBAARHEID

De Klachtencommissie stelt vast dat de directeur de feiten van ‘het bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties’ bewezen acht, zich enkel baserend op de bewoordingen “een lange zelfgerolde sigaret met vermoedelijk verboden substantie gevonden op het bed van bovengenoemde” in het RAD d.d. 29 juli 2021, bewoordingen die vervolgens in de motivering van de tuchtbeslissing zonder meer omgevormd worden tot “de joint”, zonder dat daarbij wordt toegelicht op basis van welke elementen men tot deze kwalificatie gekomen is. Pas in het verweer ten aanzien van de klacht wordt aangegeven dat de politie heeft vastgesteld dat de sigaret hasj bevatte. De Klachtencommissie is daarnaast van oordeel dat hetgeen betrokkene ter zitting van de Klachtencommissie verklaart, namelijk dat hij zich met meerdere personen op een cel bevindt en dat de bedden van hem en zijn celgenoot zich dusdanig kort bij elkaar bevinden dat het wegwerpen van een sigaret richting zijn bed met een kleine beweging kan gebeuren, niet geheel ontbloot is van enige geloofwaardigheid. Het argument van de directie dat de wijze van celontruiming -die in het schriftelijk verweer van de directeur en ter zitting van de Klachtencommissie louter als “snel” werd omschreven- uitsluit dat de sigaret daar door iemand zou zijn gelegd overtuigt de Klachtencommissie niet. De Klachtencommissie is dan ook van oordeel dat de directie de toerekening van de feiten (die op zichzelf al onvoldoende vaststonden) aan klager met onvoldoende elementen staaft. Gerede twijfel dient volgens de Klachtencommissie in het voordeel van klager te moeten spreken. De tuchtbeslissing d.d. 30 juli 2021 voldoet volgens de Klachtencommissie dan ook niet aan de vereisten van artikel 144 §6, tweede lid j° artikel 8 van de Basiswet. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd.