Ga verder naar de inhoud

KC32/21-0028

Ongegrond KC - Turnhout Klachtencommissie Tucht
TUCHT - KLACHTENPROCEDURE

De Klachtencommissie merkt op dat de klacht enkel handelt over de opstart van de tuchtprocedure, en dat haar toetsingsbevoegdheid zich op basis van deze klacht niet kan uitstrekken tot de eigenlijke tuchtbeslissing, nu de klacht werd ingediend nog voordat de tuchtrechtelijke hoorzitting plaatsvond en de tuchtbeslissing werd genomen. Hoewel de mededeling tot opstart van een tuchtprocedure ingevolge artikel 144 §3 van de Basiswet gebeurt “indien de directeur meent dat de feiten een tuchtrechtelijk gevolg vereisen”, dient deze passage samengelezen te worden met de overige paragrafen van artikel 144 van de Basiswet. Het feit dat de gedetineerde nog gehoord wordt (§3), eventueel met bijstand van een advocaat (§4), hij zijn middelen van verdediging mondeling dan wel schriftelijk kan uiteenzetten (§5) en de directeur nadien een beslissing neemt (§6) zorgt er volgens de Klachtencommissie voor dat in casu de beslissing van de directeur om een tuchtprocedure op te starten omdat er een (vermeend) scherp voorwerp werd aangetroffen niet als onredelijk kan bestempeld worden, omdat de opstart van de tuchtprocedure allerminst gelijkgesteld kan worden met het “opleggen van een tuchtsanctie”. De klacht is ongegrond.