ORDEMAATREGEL - ARBEID - ONTSLAG
Gelet op de volgende feiten:
- dat klager meermaals tevergeefs probeerde problemen inzake zijn tewerkstelling aan te kaarten bij de directie op regelmatige wijze, hij daar meermaals bot ving en daardoor geneigd was in deze situatie rechtstreeks verhaal te gaan halen in het centrum;
- dat het feit dat hij verhaal meende te moeten halen in het centrum het gevolg was van een onregelmatige ontslagbeslissing die hem door een personeelslid mondeling meegedeeld werd;
- dat het door deze samenloop van omstandigheden voor klager bijzonder onduidelijk is wat er nu eigenlijk bedoeld wordt met “ongepast gedrag”;
- dat de ordemaatregel zelf verwijst naar een RAD waarin letterlijk beschreven staat dat klager al op de hoogte werd gebracht van zijn (onregelmatig) ontslag (waarvan de reden voor de Klachtencommissie onduidelijk blijft bij gebrek aan informatie over het meldingsverslag);
- dat de zeer summiere motivering op de ordemaatregel klager aldus niet in staat kan stellen de reden van zijn ontslag te begrijpen;
oordeelt de Klachtencommissie dat de motivering van de ordemaatregel niet in overeenstemming is met de vereisten van artikel 8 van de Basiswet.
De Klachtencommissie oordeelt bovendien dat, indien het ontslag daadwerkelijk gebaseerd is op de feiten omschreven in het RAD d.d. 19 mei 2021, het in elk geval als onredelijk moet bestempeld worden, nu het in dat geval volledig gebaseerd is op feiten die het rechtstreekse gevolg zijn van het voorbarig communiceren van een ontslagbeslissing en er geen enkele andere indicatie voorhanden is dat klager niet geschikt zou zijn voor zijn functie. De klacht is gegrond. De ontslagbeslissing wordt vernietigd. De Klachtencommissie draagt de directie op om de gepaste gevolgen te verbinden aan deze vernietiging, met name klager onmiddellijk te herstellen in zijn vroegere functie, dan wel bij onbeschikbaarheid van deze functie, hem bovenaan de wachtlijst te plaatsen voor een gelijkwaardige functie (diender).
Gelet op de volgende feiten:
- dat klager meermaals tevergeefs probeerde problemen inzake zijn tewerkstelling aan te kaarten bij de directie op regelmatige wijze, hij daar meermaals bot ving en daardoor geneigd was in deze situatie rechtstreeks verhaal te gaan halen in het centrum;
- dat het feit dat hij verhaal meende te moeten halen in het centrum het gevolg was van een onregelmatige ontslagbeslissing die hem door een personeelslid mondeling meegedeeld werd;
- dat het door deze samenloop van omstandigheden voor klager bijzonder onduidelijk is wat er nu eigenlijk bedoeld wordt met “ongepast gedrag”;
- dat de ordemaatregel zelf verwijst naar een RAD waarin letterlijk beschreven staat dat klager al op de hoogte werd gebracht van zijn (onregelmatig) ontslag (waarvan de reden voor de Klachtencommissie onduidelijk blijft bij gebrek aan informatie over het meldingsverslag);
- dat de zeer summiere motivering op de ordemaatregel klager aldus niet in staat kan stellen de reden van zijn ontslag te begrijpen;
oordeelt de Klachtencommissie dat de motivering van de ordemaatregel niet in overeenstemming is met de vereisten van artikel 8 van de Basiswet.
De Klachtencommissie oordeelt bovendien dat, indien het ontslag daadwerkelijk gebaseerd is op de feiten omschreven in het RAD d.d. 19 mei 2021, het in elk geval als onredelijk moet bestempeld worden, nu het in dat geval volledig gebaseerd is op feiten die het rechtstreekse gevolg zijn van het voorbarig communiceren van een ontslagbeslissing en er geen enkele andere indicatie voorhanden is dat klager niet geschikt zou zijn voor zijn functie. De klacht is gegrond. De ontslagbeslissing wordt vernietigd. De Klachtencommissie draagt de directie op om de gepaste gevolgen te verbinden aan deze vernietiging, met name klager onmiddellijk te herstellen in zijn vroegere functie, dan wel bij onbeschikbaarheid van deze functie, hem bovenaan de wachtlijst te plaatsen voor een gelijkwaardige functie (diender).