Ga verder naar de inhoud

BC/21-0057

Ongegrond Beroepscommissie Beroepscommissie Overplaatsing
OVERPLAATSING - PRIVELEVEN - BEZOEK

De penitentiaire administratie beschikt over een zekere appreciatiemarge in het nemen van de beslissing tot al dan niet overplaatsen.

Appellant geeft aan een overplaatsing te wensen naar een andere Penitentiaire Instelling omdat hij een opleiding wenst te volgen en zijn cel niet meer wil moeten delen. Daarnaast is de sfeer slecht in de Penitentiaire Instelling waar hij nu verblijft. Uit de beslissing van de Directeur-Generaal blijkt dat hij deze argumenten heeft meegenomen in zijn beoordeling, maar dat deze een overplaatsing niet kunnen verantwoorden, daar de Penitentiaire Instelling met een overbevolking kampt. Een overplaatsing zou immers geen oplossing bieden aan de bezorgdheden van appellant. De Beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing op dit punt in overeenstemming is met de wet de redelijkheid en billijkheid en bovendien voldoende gemotiveerd is.

Bij een beslissing omtrent een overplaatsing moet de penitentiaire administratie als een redelijke overheidsinstantie handelen en eveneens rekening houden met het recht op eerbiediging van privé, familie-en gezinsleven. Dit geeft echter geen recht aan de gedetineerde om de plaats van detentie te kiezen. Het gescheiden en verwijderd zijn van familieleden is een onvermijdelijk gevolg van de detentie. Er bestaat wel een positieve verplichting in hoofde van de penitentiarie administratie de gedetineerde te helpen om zijn familieleven in stand te houden en de familieband niet onhoudbaar te maken. Appellant geeft aan dat hij regelmatig bezoek zou krijgen van zijn neef mocht zijn plaats van detentie dichter bij Luik liggen. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat het niet makkelijk is om deze band te behouden en te versterken, is zij van oordeel dat de afstand tussen Luik en de Penitentiaire Instelling waar appellant vandaag verblijft niet van die aard is om het bezoek onmogelijk te maken. Bovendien zijn er nog andere manieren om de band te versterken, zoals bijvoorbeeld via Webex, maar hier werd tot op heden nog geen gebruik van gemaakt. Ook met betrekking tot dit aspect besluit de Beroepscommissie dat de beslissing van 19 februari van de Directeur-Generaal hiermee voldoende rekening houdt en het behoud van de familiale band niet belemmert.

Het beroep is dus ongegrond.