Ga verder naar de inhoud

BC/23-0149

Gegrond Beroepscommissie Beroepscommissie Overplaatsing
ONTVANKELIJKHEID - OVERPLAATSING

Overeenkomstig artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur vermeldt elk document waarmee een beslissing of een administratieve handeling met individuele strekking uitgaande van een federale administratieve overheid ter kennis wordt gebracht van een bestuurde, de eventuele beroepsmogelijkheden, de instanties bij wie het beroep moet worden ingesteld en de geldende vormen en termijnen. De wet van 11 april 1994 bepaalt ook de sanctie op de niet-vermelding van de beroepsmogelijkheid: bij ontstentenis neemt de verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang. De omstandigheid dat de bestreden beslissing een nieuwe beslissing is over het bezwaarschrift nadat een eerste, later door de beroepscommissie vernietigde beslissing over het bezwaarschrift werd genomen die deze beroepsmogelijkheid wel vermeldt, staat niet eraan in de weg dat ook deze nieuwe beslissing, waartegen ook beroep kan worden ingesteld, de beroepsmogelijkheid moest vermelden. De kennisgeving aan de beroepsindiener van de nieuwe beslissing van de directeur-generaal die geen beroepsmogelijkheid vermeldde, deed bijgevolg de termijn voor het instellen van het beroep niet ingaan.
Zelfs indien de bestreden beslissing de beroepsmogelijkheid zou hebben vermeld, zou de afwezigheid van kennisgeving van de nieuwe beslissing aan de advocaat van de beroepsindiener een bijzondere omstandigheid hebben uitgemaakt die meebracht dat het niet aan de gedetineerde kon worden toegerekend dat hij, hetzij zelf, hetzij via zijn advocaat, niet binnen de zeven dagen na de kennisgeving van de beslissing aan hem, beroep had ingesteld. Gelet op de kennisgeving van eerdere beslissingen aan de advocaat van de beroepsindiener mocht deze laatste erop vertrouwen dat ook de nieuwe beslissing van de directeur-generaal over het bezwaarschrift, nadat de beroepscommissie de eerste beslissing had vernietigd, aan de advocaat zou worden meegedeeld.
De beslissing waartegen beroep wordt ingesteld, is een weigering van overplaatsing van de beroepsindiener van de gevangenis van Leuven Centraal naar het penitentiair schoolcentrum Hoogstraten met het oog op het volgen van een pretherapie die de strafuitvoeringsrechtbank als 'misschien een eerste stap' omschreef. De globale classificatiepolitiek voor het PSC Hoogstraten luidt dat gedetineerden met een uitgesproken lang strafrestant bij hoge uitzondering worden toegelaten wanneer er voldoende garanties bestaan op een correct verblijf. De beroepsindiener bereikte het einde van de straf, maar blijft verder van zijn vrijheid benomen krachtens de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank. Volgens de motivering is de beoordeling van de directeur-generaal dat de beroepsindiener niet in aanmerking komt voor de pretherapie, gesteund op recent verkregen informatie, maar die informatie is strijdig met andere gegevens van het dossier en wordt niet toegelicht. De recent verkregen informatie over de persoonlijkheid van de beroepsindiener wordt evenmin toegelicht.
De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank is een bijkomende straf die tot doel heeft de maatschappij te beschermen tegen personen die bepaalde ernstige strafbare feiten plegen die de integriteit van personen aantasten. De strafuitvoeringsrechtbank beslist of de terbeschikkingstelling in de vorm van een vrijheidsbeneming of een invrijheidsstelling onder toezicht wordt uitgevoerd. De bescherming van de maatschappij is bijgevolg geen doelstelling die eigen is aan het directoraat-generaal en vreemd zou zijn aan de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank. De opdracht van het directoraat-generaal is de correcte uitvoering van de terbeschikkingstelling overeenkomstig de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank. De overwegingen van de strafuitvoeringsrechtbank, het weze wanneer zij betrekking hebben op de fase van vrijheidsbeneming waarvoor het directoraat-generaal inderdaad instaat, dienen dan ook als eerste leidraad voor de beoordeling van een verzoek tot overplaatsing. Het verzoek tot overplaatsing is immers gebaseerd op een beoordeling door de strafuitvoeringsrechtbank van het traject dat voor de beroepsindiener op langere termijn de mogelijkheid opent voor een invrijheidstelling onder toezicht, gekoppeld aan bijzondere voorwaarden en de noodzaak van een behandeling (artikel 95/7 wet externe rechtspositie).
De redenen van de bestreden beslissing steunen deels op niet toegelichte informatie en stemmen niet overeen met de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank zonder dat blijkt waarom de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank niet als leidraad werd genomen voor de beoordeling van het verzoek tot overplaatsing of op welke latere adviezen of inlichtingen van de PSD, die voor de beoordeling van het verzoek tot overplaatsing van belang zijn, de bestreden beslissing is gesteund.
De beslissing wordt vernietigd en de directeur-generaal wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen over het bezwaar met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.