Ga verder naar de inhoud

CP36/23-0139

Gegrond Klachtencommissie Tucht Fouille op het lichaam
NAAKTFOUILLE - NOODZAAK - TUCHT - TAAL

- Wat betreft de eerste naaktfouille van 17 augustus 2023 om 16u35.

De klachtencommissie is van oordeel dat de motivering van de beslissing tot het opleggen van een onderzoek aan het lichaam concrete en geïndividualiseerde elementen bevat waarom de directeur het vermoeden had dat klager na zijn bezoek in het bezit zou zijn van verboden voorwerpen of substanties.

De klachtencommissie is van oordeel dat de beslissing tot het opleggen van een fouillering op het lichaam van 17 augustus 2023 om 16u35 voldeed aan de voorwaarden uit de Basiswet. De klacht is ongegrond.

- Wat betreft tweede naaktfouille van 17 augustus 2023 om 17u35

De klachtencommissie plaatst aagtekens bij de noodzaak van de tweede fouillering. De eerste fouillering had uitsluitsel kunnen geven over het al dan niet bezit van een verboden voorwerp. Een tweede fouillering bij terugkomst van klager in zijn cel was dan ook niet nodig.

Gelet op de invasieve aard van de maatregel, was het de bedoeling van de wetgever om grenzen te stellen aan de vage praktijk van naaktfouilles die verder ging dan eigenlijk toelaatbaar was .

De klachtencommissie is van oordeel dat de beslissing tot het opleggen van een fouillering op het lichaam van 17 augustus om 17u35 niet voldoen aan de voorwaarden uit de Basiswet. De klacht is gegrond. De beslissing tot tweede naaktfouille is vernietigd.

- Wat betreft de tuchtbeslissing van 19 augustus 2023

De Basiswet van 2005 bevat als lex specialis enkele bepalingen aangaande het taalgebruik voor de informatie bij aankomst in de gevangenis, tuchtzaken en klachten van gedetineerden . Buiten deze bepalingen is de Bestuurstaalwet van toepassing op het taalgebruik tussen de gevangenisadministratie en de gedetineerde .

De Bestuurstaalwet regelt het taalgebruik in bestuurszaken op basis van het soort dienst. Met betrekking tot gevangenissen is voornamelijk het onderscheid tussen plaatselijke, gewestelijke en «diensten waarvan de werkkring het hele land bestrijkt» relevant .

De Bestuurstaalwet bepaalt dat centrale diensten en uitvoeringsdiensten (onder andere penitentiaire inrichtingen) in hun betrekkingen met particulieren het Nederlands, het Frans of het Duits dienen te gebruiken, al naargelang van de taal gebruikt door de particulier

Bij aankomst in de gevangenis dienen de gedetineerden hun taalrol aan te duiden. Voor klager werd aldus het Nederlands aangeduid. De inrichting dient in haar betrekkingen met de klager het Nederlands te gebruiken.

Niet alleen werd de inhoud van de hoorzitting in het Frans neergeschreven terwijl deze feitelijk in het Nederlands plaatsvond maar de tuchtbeslissing zelf werd ook in het Frans neergeschreven. De klachtencommissie wijst op het feit dat de klager uitdrukkelijk de attentie van de directie heeft gevestigd op het feit dat hij het Frans niet machtig was en dat hij daarom de tuchtbeslissing weigerde te ondertekenen.

De overtreding van de Bestuurstaalwet moet kunnen leiden tot de nietigverklaring van de bestreden bestuurlijke rechtshandeling .

De directie heeft derhalve niet de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat klager de bestreden beslissing kon verstaan. Zij was verplicht de inhoud van de hoorzitting alsook de tuchtbeslissing in het Nederlands neer te schrijven. Door een Franstalig document aan de klager neer te leggen (die hem persoonlijk aanbelangde), hoewel de klager uitdrukkelijk te kennen had gegeven dat hij de taal niet machtig was, heeft de directie het recht op verdediging van de klager geschonden, hetgeen volstaat om de tuchtbeslissing van 19 augustus 2023 nietig te verklaren. De klacht is gegrond.