Ga verder naar de inhoud

KC02/21-0063

Gegrond KC - Antwerpen Klachtencommissie Tucht
TUCHT - VERBODEN VOORWERPEN - VERMOEDEN VAN ONSCHULD

Het vermoeden van onschuld is een fundamenteel beginsel van het tuchtrecht. Het houdt in dat eenieder tegen wie een tuchtvervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. De Klachtencommissie stelt vast dat de directie klager en zijn celgenoot beiden gestraft heeft voor het bezit van de lader. In de tuchtbeslissing van de celgenoot van klager is dit niet aangekruist als grond voor de tuchtinbreuk, maar dit blijkt uit het verslag van de directie tijdens zitting voor de Klachtencommissie. Ook klager wordt voor dezelfde tuchtinbreuk gestraft. Dit terwijl de celgenoot van klager heeft bekend dat de aangetroffen drugs én de oplader op hun cel van hem is. Aldus is er sprake van individuele toerekening ten aanzien van de celgenoot van klager. Desondanks legt de directie aan beide celgenoten een sanctie op voor éénzelfde feit. De beslissing van de directie schendt het vermoeden van onschuld en is derhalve niet genomen met inachtneming van de wettelijke bepalingen. De klacht is gegrond.