Ga verder naar de inhoud

KC04/23-0204

Gegrond KC - Beveren Klachtencommissie Andere beslissing directeur
TUCHT - EXTERNE RECHTSPOSITIE

Klager beklaagt zich over een advies aan de SURB, waarin verwezen wordt naar een tuchtrechtelijk incident, waarvan de tuchtbeslissing reeds eerder werd vernietigd door de klachtencommissie (op 19 juni 2023).

Vooreerst merkt de klachtencommissie op dat tucht ontegensprekelijk onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt. De klachtencommissie meent dat hiertoe ook behoort de correcte weergave van de tuchtbeslissingen in het tuchtregister van gedetineerden.

Klager beklaagt zich weliswaar niet over informatie opgenomen in het tuchtregister zelf. Hij beklaagt zich over een advies aan de SURB, waarin verwezen wordt naar zijn tuchtrechtelijk verleden. Het deel van het advies waarop de klacht betrekking heeft, werd opgesteld door de PSD. Desalniettemin meent de klachtencommissie dat de directie haar verantwoordelijkheid inzake tucht in het vizier komt, doordat in het advies wordt verwezen naar het tuchtrechtelijk verleden van klager. De PSD steunt zich bij het opmaken van het advies namelijk onvermijdelijk op het tuchtregister van klager en de informatie die zij via de directie bekomt over klagers tuchtrechtelijk verleden.

Artikel 158, §5 van de Basiswet schrijft voor dat beslissingen van de klachtencommissie bij voorraad uitvoerbaar zijn. Om schorsing moet uitdrukkelijk gevraagd worden bij het instellen van beroep. In casu heeft de directie geoordeeld geen schorsing te vragen. De directe uitvoerbaarheid houdt in dat, bij de vernietiging van de tuchtbeslissing door de klachtencommissie op 19 juni 2023, de directie meteen gevolg had moeten geven aan de beslissing van de klachtencommissie, in de vorm van het uitwissen van de tuchtbeslissing in het tuchtregister van klager.

De directie heeft weliswaar te kennen gegeven dat de tuchtbeslissing wel degelijk werd verwijderd uit het tuchtregister van klager vóór de zitting van de SURB . Echter, de klachtencommissie stelt vast dat desondanks melding werd gemaakt van het tuchtrechtelijk incident in het advies van de PSD. Dit betekent één van de twee volgende dingen: ofwel was het tuchtregister nog niet geactualiseerd op het moment van het opstellen van het advies door de PSD, wat een verzuim inhoudt in hoofde van de directie om meteen te handelen zoals voorgeschreven door artikel 158, §5 van de Basiswet. Ofwel heeft de directie informatie over het desbetreffende tuchtincident meegedeeld aan de PSD op een moment dat de tuchtinbreuk reeds uit de rechtsorde (en het tuchtregister) was verdwenen. Een vernietiging van een (tucht)beslissing door de klachtencommissie houdt namelijk in dat deze uit de rechtsorde verdwijnt en wordt geacht nooit te hebben bestaan. Deze klacht is aldus ontvankelijk. De klachtencommissie kan de klacht inhoudelijk beoordelen.

Beide scenario’s leiden bovendien tot een gegrondheid van de klacht. In de hypothese dat de directie verzuimd heeft om meteen te handelen, heeft de directie immers nagelaten te voldoen aan haar wettelijke verplichting onder artikel 158, §5 van de Basiswet. In de andere hypothese, heeft de directie actief foutieve informatie meegedeeld aan de PSD, met name informatie over een op dat moment onbestaande tuchtinbreuk, daar deze werd vernietigd door de klachtencommissie per beslissing van 19 juni 2023.