Ga verder naar de inhoud

KC04/24-0068

Gegrond Onontvankelijk KC - Beveren Klachtencommissie Andere beslissing directeur Tucht Ordemaatregel Fouille op het lichaam
FOUILLE LICHAAM - TUCHT - UITVOERING TUCHT - ORDEMAATREGEL

De klacht is vierdelig:
- de eerste klacht is gericht tegen een beslissing tot fouillering op het lichaam (naaktfouille)
- de tweede klacht is gericht tegen een tuchtbeslissing
- de derde klacht is gericht tegen de uitvoering van de tuchtbeslissing
- de vierde klacht is gericht tegen een ordemaatregel.

1. De naaktfouille
De directeur kan de fouillering op het lichaam bevelen in de gevallen waarin hij oordeelt dat er met betrekking tot een bepaalde gedetineerde individuele aanwijzingen bestaan dat het onderzoek aan de kledij niet volstaat om na te gaan of de gedetineerde in het bezit is van voorwerpen of substanties die verboden of gevaarlijk kunnen zijn.
De beslissing moet individueel, schriftelijk en gemotiveerd worden genomen.
De “individuele aanwijzingen” om te kunnen overgaan tot een fouille aan het lichaam kunnen onder meer bestaan uit verdachte handelingen/verdacht gedrag van de gedetineerde.
Volgens de beroepscommissie moet men, wanneer er andere, minder ingrijpende methoden zijn om het doel te bereiken, zoals een onderzoek op de kledij, deze eerst uitputten. Wanneer een minder ingrijpende methode niet volstaat, moet men motiveren waarom dat zo is. De motivering voldoet niet aan dit aspect.
De eerste klacht is gegrond.

2. De tuchtbeslissing
Klager kreeg bij tuchtbeslissing van 21 februari 2024 een tuchtsanctie van veertien dagen ATV voor het bezit van of de handel in, door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties (een inbreuk van de eerste categorie ) en het niet-naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen (een inbreuk van de tweede categorie).
De klachtencommissie stelt een aantal tekortkomingen vast.
De klachtencommissie acht het onredelijk dat de directie klager schuldig achtte aan het bezit van of de handel in, door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties op basis van het eerste RAD. Bovendien heeft de directie het in de tuchtbeslissing nagelaten te motiveren hoe de schuldbekentenis van de celgenoot meespeelt in het bevinden van klagers schuld, bijvoorbeeld omdat ze de schuldbekentenis van de celgenoot ongeloofwaardig achtte. Nochtans meent de klachtencommissie dat de schuldbekentenis van klagers celgenoot van die aard is dat zij de verantwoordelijkheid van klager uitsluit, daar het om een ondubbelzinnige schuldbekentenis gaat.
De klachtencommissie is van oordeel dat het onderzoek naar de drugs in het fouillelokaal niet zorgvuldig werd gevoerd door de verklaringen van klager m.b.t. zijn onschuld (en de schuld van de celgenoot) niet grondiger te onderzoeken. Bijgevolg meent de klachtencommissie dat de verklaring van klager minstens plausibel is, en bestaat er twijfel over de individuele toerekenbaarheid van de inbreuk in hoofde van klager.
Ten overvloede merkt de klachtencommissie op dat de tweede inbreuk die werd weerhouden (het niet-naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen ) niet werd gemotiveerd in de tuchtbeslissing.
Om deze redenen is de tweede klacht gegrond.

3. De uitvoering van de tuchtbeslissing
Het klachtenformulier dateert van 21 februari 2024 en is gericht tegen (onder meer) de tuchtbeslissing van 21 februari 2024. Tijdens de hoorzitting van de klachtencommissie op 8 april 2024 beklaagt klager zich bijkomend over de uitvoering van de tuchtbeslissing (meer bepaald m.b.t. de wandelingen en telefonie). Hierover werd niets vermeld in het klachtenformulier.
De klachtencommissie wijst klager op het gegeven dat de klacht moet worden ingediend uiterlijk de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen.
Gelet op deze bepaling, de datum van het klachtenformulier (21 februari 2024) en de draagwijdte van de oorspronkelijke klacht, meent de klachtencommissie dat de derde klacht die gericht is tegen de uitvoering van de tuchtbeslissing, niet-ontvankelijk is.

4. De ordemaatregel
De klachtencommissie is bevoegd voor het behandelen van klachten tegen beslissingen die door of namens de directeur ten aanzien van een gedetineerde werden genomen. Daarmee wordt gelijkgesteld het verzuim of de weigering een beslissing te nemen binnen een wettelijke termijn, of bij het ontbreken ervan, binnen een redelijke termijn.
De klachtencommissie stelt vast dat nergens uit blijkt dat er een beslissing (ordemaatregel) door of namens de directeur ten aanzien van klager werd genomen. Bovendien wijst niets erop dat de directie heeft geweigerd of verzuimd een beslissing te nemen in die zin ten aanzien van klager.
De vierde klacht is niet-ontvankelijk.
Er werd een beroepsdossier met referentie BC/24-0146 opgestart