Ga verder naar de inhoud

KC04/24-0165

Gegrond KC - Beveren Klachtencommissie Andere beslissing directeur
TUCHT - EXTERNE RECHTSPOSITIE

Klager beklaagt zich over het feit dat de directie de vernietigde tuchtbeslissing niet heeft rechtgezet. Hierdoor zijn zijn UV's en PV's afgekeurd.

Artikel 158, §5 van de Basiswet schrijft voor dat beslissingen van de klachtencommissie bij voorraad uitvoerbaar zijn. Om schorsing moet uitdrukkelijk gevraagd worden bij het instellen van beroep. In casu heeft de directie niet om een schorsing gevraagd bij het instellen van het beroep, dat gekend is bij de beroepscommissie onder referte BC/24-0121. De directe uitvoerbaarheid houdt in dat, bij de vernietiging van de tuchtbeslissing door de klachtencommissie op 19 juni 2023, de directie meteen gevolg had moeten geven aan de beslissing van de klachtencommissie, in de vorm van het uitwissen van de tuchtbeslissing in het tuchtregister van klager.

Aangezien de vernietigde tuchtbeslissing nog niet uit zijn tuchtregister werd verwijderd (en werd gebruikt voor de beslissing inzake klagers penitentiair verlof), betreft de klacht in feite het niet-naleven door de directie van artikel 158, §5 van de Basiswet. Dit maakt een verzuim uit in de zin van artikel 148, tweede lid Basiswet. De klacht is ontvankelijk.

De klachtencommissie buigt zich vervolgens over de vraag of het verzuim van de directie invloed heeft gehad op klagers UV’s en PV’s.

Ze stelt vast dat het verzuim in elk geval geen invloed heeft gehad op klagers UV’s. Zijn UV’s werden herroepen op 25/3/2024. De beslissing van de klachtencommissie dateert van 4/5/2024. Zelfs indien de directie deze laatste beslissing meteen ten uitvoer had gelegd op 4/5/2024, had dit geen enkel effect gehad op de beslissing omtrent klagers UV’s, die dateert van negen dagen ervoor.

Wat betreft klagers PV's, blijkt uit het dossier dat de directie haar advies heeft verstuurd nadat de beslissing van de klachtencommissie aan haar werd betekend, respectievelijk op 7/5/2024 om 10u25 en op 7/5/2024 om 17u28. Dit maakt een schending uit van haar wettelijke verplichting onder artikel 158, §5 van de Basiswet. Immers, indien de directie de beslissing van de klachtencommissie meteen ten uitvoer had gelegd door de tuchtbeslissing te verwijderen uit klagers tuchtregister, had deze niet in het advies aan de DDB gestaan en had vermeden kunnen worden dat de DDB hierop steunde in zijn beslissing omtrent klagers PV.

De klachtencommissie heeft begrip voor het feit dat de betekening van de beslissing van de klachtencommissie slechts enkele uren vóór de verzending van het advies aan de DDB plaatsvond, en houdt daarom rekening met het feit dat de directie de betekende beslissing mogelijk nog niet had gezien. Echter, de directie was wel reeds sinds 26/3/2024 op de hoogte van het feit dat klager een klacht had ingediend tegen de desbetreffende tuchtbeslissing. In de hypothese dat de directie de betekende beslissing van de klachtencommissie niet meteen had gezien, meent de klachtencommissie dat van een zorgvuldige directie nog steeds kan worden verwacht dat zij nagaat in welke fase de klacht tegen de tuchtbeslissing, waarvan zij melding maakt in haar advies, zich bevindt. Op dat moment zou zij zeker hebben gezien dat de klachtencommissie een beslissing had genomen, op welk punt zij de vernietigde tuchtbeslissing dan diende te verwijderen uit klagers tuchtregister én haar advies naar de DDB.

Daarom meent de klachtencommissie dat de directie in elk geval heeft tekortgeschoten aan haar wettelijke verplichting onder artikel 158, §5 van de Basiswet.