Ga verder naar de inhoud

KC05/21-0015

Gegrond KC - Brugge Klachtencommissie Tucht Ordemaatregel
ORDEMAATREGEL - ARBEID - ONTSLAG - TUCHT - REGIMEMUTATIE - VERMOEDEN VAN ONSCHULD

De klacht van klager heeft betrekking op drie beslissingen: een beslissing waarbij klager wordt afgezet van zijn werk als diender magazijn; een beslissing waarbij klager wordt overgeplaatst van een open naar een gesloten sectie; een beslissing waarbij aan klager een tuchtsanctie wordt opgelegd van één week afzondering in de hem toegewezen verblijfsruimte (ATV).

Wat de tuchtsanctie betreft moet de directeur bij de uitoefening van zijn of haar appreciatiebevoegdheid over de tuchtrechtelijke vaststelling van de feiten in het bijzonder rekening houden met het vermoeden van onschuld. Er werd naar het oordeel van de Klachtencommissie in het rapport geen melding gemaakt van het gebruik van een verboden substantie. Er werd enkel gesteld dat klager “bezig was met zilverpapier en een aansteker”. De Klachtencommissie ziet echter niet in hoe de getuigenis van de beambte een automatische kwalificatie van de feiten als het “gebruik van een verboden substantie” kan rechtvaardigen. Er zomaar van uitgaan dat het “bezig zijn met een aansteker en zilverpapier” bewijst dat klager een verboden substantie gebruikte, gaat de grenzen van de redelijkheid te buiten. Daarnaast heeft de directeur op geen enkele manier rekening gehouden met hetgeen klager naar voren bracht tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting.
De directeur heeft het bewezen karakter van de feiten amper onderzocht en voor zover er toch onderzoeken plaatsvonden, werd er met het (negatief) resultaat geen rekening gehouden. Het staat voor de Klachtencommissie vast dat aan klager elke mogelijkheid werd ontnomen om zijn onschuld te bewijzen. De Klachtencommissie is daarom van oordeel dat de directeur tot een conclusie is gekomen die de grenzen van de redelijkheid te buiten gaat.
De klacht is gegrond.

Wat betreft de ordemaatregel afzetting werk en mutatie naar een gesloten sectie wordt volgens de Klachtencommissie een onredelijke en niet-gefundeerde interpretatie gegeven aan de feiten zoals vastgesteld door de beambte. In dat verband merkt de Klachtencommissie op dat in de motivatie van de ordemaatregel een nog andere interpretatie werd gegeven aan het rapport aan de directeur, namelijk dat klager aan het “chinezen” (= via inhalatie heroïne of cocaïne consumeren) was. De Klachtencommissie acht de sanctie disproportioneel.
De klachten zijn gegrond.

De klachtencommissie beveelt dat de gevolgen door de directie moeten ongedaan gemaakt worden zodat de klager zijn werk kan hervatten en opnieuw op de open sectie zijn plaats kan innemen.