Ga verder naar de inhoud

KC05/23-0052

Gegrond KC - Brugge Klachtencommissie Andere beslissing directeur Bijzondere veiligheidsmaatregel
BIJZONDERE VEILIGHEIDSMAATREGEL – MOTIVERING

Klager heeft drie klachten ingediend.

De eerste klacht is gericht het onderbrengen van klager in de beveiligde cel. De klachtencommissie kreeg geen antwoord op haar verschillende e-mails om stukken te bezorgen met betrekking tot deze beslissing. Zij is niet in het bezit van enig stuk hierover. Op basis van de klacht van klager blijkt enkel dat hij gedurende vijf dagen in de beveiligde cel heeft gezeten. De directie stelt in haar verweer dat deze onderbrenging zou opgelegd zijn wegens het ronselen van gedetineerden op de wandeling en roepen via het raam. Op welke juridische grondslag klager in de beveiligde cel werd geplaatst en hoe deze beslissing werd gemotiveerd, is echter, bij gebreke aan enig stuk, onduidelijk. De klachtencommissie besluit daarom, in navolging van de rechtspraak van de Raad van State, dat de afwezigheid van een administratief dossier wordt gelijkgesteld met de afwezigheid van deugdelijke materiële motieven waarop de bestreden beslissing is gesteund. Bij gebreke aan dossier of een document met betrekking tot het onderbrengen van klager in de beveiligde cel (behoudens enkele summiere vermeldingen in het verweer van de directie) kan de klachtencommissie geen daadwerkelijke en effectieve controle uitoefenen op de wettigheid, redelijkheid en billijkheid van deze bestreden beslissing. De eerste klacht is ontvankelijk en gegrond.

De tweede klacht is gericht tegen het opleggen van een bijzondere veiligheidsmaatregel, die zou zijn gevolgd na het verblijf van klager in de beveiligde cel (zie de eerste klacht). De klachtencommissie kreeg geen antwoord op haar verschillende e-mails met betrekking tot de vraag naar stukken over het opleggen van deze bijzondere veiligheidsmaatregel. Ook hierover beschikt de klachtencommissie dus over geen enkel stuk. Of klager werd gehoord, wat hierbij zou zijn gezegd, aan welke specifieke veiligheidsmaatregelen klager werd onderworpen, hoe deze beslissing werd gemotiveerd en waarom ten aanzien van klager geen tuchtprocedure werd gevoerd, is echter, bij gebreke aan enig stuk hierover, onduidelijk. Om dezelfde redenen als bij de eerste klacht, verklaart de klachtencommissie de tweede klacht ontvankelijk en gegrond.

De derde klacht is gericht tegen de eerste verlenging van de bijzondere veiligheidsmaatregel. De klachtencommissie wijst erop dat een bijzondere veiligheidsmaatregel kan worden verlengd, maar dat ook een dergelijke beslissing tot verlenging met redenen omkleed moet zijn. Daarnaast wordt in Collectieve Brief nr. 156 bepaald dat, alvorens een beslissing tot verlenging wordt genomen, het van belang is om opnieuw te evalueren of er ten aanzien van de gedetineerde nog steeds ernstige aanwijzingen van een gevaar voor de orde of de veiligheid bestaan. Gelet op het ontbreken van enig stuk met betrekking tot de initiële oplegging van een BVM ten aanzien van klager (zie de tweede klacht), kan de klachtencommissie niet ten volle toetsen in welke mate de beslissing tot eerste verlenging van de bijzondere veiligheidsmaatregel een met redenen omklede beslissing uitmaakt en in welke mate er een nieuwe evaluatie van de situatie van klager heeft plaatsgevonden. De derde klacht is ontvankelijk en gegrond.