Ga verder naar de inhoud

KC05/23-0123

Ongegrond Gegrond KC - Brugge Klachtencommissie Andere beslissing directeur Voorlopige maatregel Bijzondere veiligheidsmaatregel
GEÏNTERNEERDE – VOORLOPIGE MAATREGEL – MAATREGELEN VAN RECHTSTREEKSE DWANG – BIJZONDERE VEILIGHEIDSMAATREGEL

Klager, die het statuut heeft van geïnterneerde persoon, heeft drie klachten ingediend.

De eerste klacht gaat over het opleggen van een voorlopige maatregel. De klachtencommissie stelt vast dat er in het kader van deze klacht twee RAD’s voorhanden zijn. Uit de beide RAD’s blijkt klager ontevreden was met bepaalde interne mutaties waarbij enkele andere geïnterneerden, maar hijzelf niet, naar een andere sectie werden overgeplaatst. Klager uitte deze onvrede initieel ten aanzien van een personeelslid in het zorgatelier, die op klager probeerde in te praten. Nadat klager uiteindelijk onder begeleiding terug naar zijn cel was gebracht omdat hij niet kalmeerde, barricadeerde hij zijn cel, waarbij hij ook dreigde met geweld. Dat de directie in deze omstandigheden heeft geoordeeld dat er een ernstige en opzettelijke aantasting was van de interne veiligheid en zij de beslissing heeft genomen om een voorlopige maatregel op te leggen, is naar het oordeel van de klachtencommissie niet onwettig, onredelijk of onbillijk. Deze eerste klacht is ontvankelijk, maar niet gegrond.

De tweede klacht gaat over de beslissing van de directie tot het gebruik van maatregelen van rechtstreekse dwang tijdens de uitvoering van de voorlopige maatregel. De klachtencommissie verwijst vooreerst naar de relevante bepalingen uit de Basiswet alsook enkele aanbevelingen van het Europese Antifoltercomité (CPT). Vervolgens staat niet ter discussie dat klager verschillende zaken heeft ondergaan naar aanleiding van zijn overbrenging naar en verblijf in de beveiligde cel. Klager werd met een rolstoel en vastgeboeid naar de beveiligde cel gebracht en werd daar gefixeerd. Klager kreeg daarnaast onder dwang een pamper aangetrokken, een inspuiting, een ‘urinesondage’ en een doek op zijn mond tegen het spuwen.

De klachtencommissie dient vast te stellen dat er geen bijzonder register is waarin de toegepaste maatregelen van rechtstreekse dwang worden genoteerd. Bij gebreke aan een dergelijk register heeft de klachtencommissie, behoudens de verklaringen van klager en de directie, geen schriftelijke weergave van de precisering van de omstandigheden die tot het nemen van de maatregelen van rechtstreekse dwang aanleiding hebben gegeven, noch van het precieze tijdstip waarop deze verschillende maatregelen werden genomen of van hun duur. Het bijhouden van een dergelijk register is nochtans een wettelijke verplichting, niet in het minst om toezicht door o.a. de commissie van toezicht en de klachtencommissie mogelijk te maken.

Door de afwezigheid van een bijzonder register zijn vervolgens verschillende zaken onduidelijk, zoals de precieze redenen die aanleiding hebben gegeven tot het gebruik van de boeien en hoe deze gecombineerd werden met het gebruik van een rolstoel alsook wat de precieze redenen waren die de aanleiding hebben gevormd voor de fixatie van klager in de beveiligde cel. Dat klager agressief zou geweest zijn en zich zou verzet hebben tijdens zijn overbrenging naar de beveiligde cel, vormen geen voldoende redenen die kunnen rechtvaardigen waarom het nodig was klager te fixeren eens hij in de beveiligde cel zat. De klachtencommissie beschikt niet over een verklaring, rapport of enig ander document waarin wordt verduidelijkt of geconcretiseerd welke specifieke redenen er bestonden om klager te fixeren in de beveiligde cel.

Wat betreft vervolgens de maatregelen die werden genomen eens klager gefixeerd was, stelt de klachtencommissie zich ernstige vragen bij het leggen van een doek op de mond van klager omdat hij spuwde. Opnieuw is, door gebreke aan een duidelijke registratie in het bijzonder register, onduidelijk of dit de enige reden was voor het gebruik van deze doek, hoelang die werd gebruikt, in welke omstandigheden dit werd gedaan, enzovoort. Het aantrekken van een pamper, het toedienen van een inspuiting en het onder dwang sonderen van klager betreffen volgens de klachtencommissie echter medische beslissingen. Hoewel op het eerste gezicht vragen kunnen worden gesteld bij de noodzaak van o.a. het onder dwang sonderen van klager en het feit dat er geen enkele verdere uitleg werd gegeven waarom een urinecontrole voor hem nodig was, zijn dit volgens de klachtencommissie (medische) beslissingen die genomen werden door de arts en niet zozeer beslissingen die door of namens de directie werden genomen.

Samengevat met betrekking tot de tweede klacht is het voor de klachtencommissie niet aangetoond dat de gehanteerde maatregelen van rechtstreekse dwang overeenkomstig de in de Basiswet omschreven beginselen en rekening houdend met de erin vervatte waarborgen werden uitgevoerd. Deze tweede klacht is ontvankelijk en gegrond.

De derde klacht gaat over het opleggen van een bijzondere veiligheidsmaatregel. Vooreerst stelt de klachtencommissie vast dat in de beslissing wordt gesteld dat klager werd gehoord, maar uit het verweer van de directie blijkt dat er geen schriftelijke weerslag is van dit hoormoment, omdat er geen administratieve medewerker was die notities kon nemen. De klachtencommissie kan hierdoor geen toezicht uitoefenen op wat er gezegd geweest is tijdens het hoormoment, hoe dit alles werd geformuleerd en of dit alles overeenkomstig de in de Basiswet opgenomen bepalingen heeft plaatsgevonden. In de beslissing zelf verwijst de directie naar de drie opgestelde RAD's, het feit dat klager dreigde met agressie naar het personeel, dat er veel dreiging uitging van klager, dat klager zich extreem agressief opstelde en onrust veroorzaakte bij de overige gedetineerden en het personeel, dat hij het personeel aanviel en zelfs beet naar een personeelslid … De formulering van de bestreden beslissing bevat meerdere feiten die als tuchtinbreuken gekwalificeerd kunnen worden. De klachtencommissie is er op basis van alle beschikbare informatie niet van overtuigd dat de maatregel niet met een bestraffend karakter werd opgelegd. Deze derde klacht is ontvankelijk en gegrond.