Ga verder naar de inhoud

KC10/21-0028

Gegrond KC - Hasselt Klachtencommissie Tucht
TUCHT - MOTIVERING - PROPORTIONALITEIT - RECHT OP TEGENSPRAAK

De Klachtencommissie stelt vast dat de feiten waarvoor klager bestraft wordt onvoldoende gespecificeerd worden in de motivering van de tuchtbeslissing. Het is niet de bedoeling dat de motivering slechts begrepen kan worden indien ze ‘samengelezen’ wordt met het RAD dat eraan ten grondslag ligt en dat de gedetineerde (of in dit geval de Klachtencommissie) zelf moet ontdekken of interpreteren op welke feiten de weerhouden inbreuk precies terugslaat. De motivering is dan ook gebrekkig. Er wordt op geen enkele wijze een link gelegd tussen bepaalde feiten en een corresponderende inbreuk. Bovendien gaat de motivering enkel expliciet in op de inbreuk van de bedreigingen en niet op die van de beledigingen, die nochtans ook weerhouden wordt (volgens de aankruising). De motivering van de tuchtbeslissing voldoet dan ook niet aan de vereisten van artikel 8 j° artikel 144 §6 van de Basiswet en dient aangepast te worden. Uit de bewoordingen “(…) werd toch beslist om voormelde sanctie op te leggen en dit omwille van het volgende.” leidt de Klachtencommissie bovendien af dat ook de volgende twee elementen een rol hebben gespeeld in de toemeting van de tuchtsanctie: de ‘andere signalen’ van dwingend arrogant en bedreigend gedrag en het uiten van valse beschuldigingen ten aanzien van het personeel ter tuchtrechtelijke hoorzitting. Indien de directie echter van oordeel was dat deze elementen, die afzonderlijke feiten uitmaken, een tuchtrechtelijk gevolg vereisten, had ze hiervoor een (nieuwe) tuchtprocedure moeten opstarten. De Klachtencommissie oordeelt dat de rechten van verdediging van klager geschonden zijn in zoverre hij in de tuchtbeslissing d.d. 3 september 2021 meteen gesanctioneerd wordt voor feiten die hem niet eerst ten laste zijn gelegd conform artikel 144 §3 van de Basiswet. Uit de bewoordingen van de motivering blijkt dat deze elementen hebben doorgewogen in de toemeting van de tuchtsanctie. De opgelegde sanctie van 14 dagen ATV, die enkel had mogen opgelegd worden voor de feiten die weerhouden konden worden op basis van het RAD, is dan ook onredelijk. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd.