Ga verder naar de inhoud

KC10/23-0162

Ongegrond Gegrond KC - Hasselt Klachtencommissie Tucht Fouille op het lichaam
FOUILLE LICHAAM - MOTIVERING - TUCHT - HOORPLICHT

De directeur heeft bevolen om over te gaan tot een naaktfouille bij klager. De beslissing werd gemotiveerd als volgt: “beambten aan het onthaal zagen dat hij dingen voorwerpen verborgen had ter hoogte van de schaamstreek. Daar de beambte hier niet mag fouilleren, is een fouillering op het lichaam de enigste methode om te verhinderen dat deze voorwerpen de inrichting binnen zouden komen.“ De klachtencommissie is van oordeel dat de motivering van de bestreden beslissing concrete elementen bevat waarom de directeur het vermoeden had dat klager bij het binnenkomen van zijn uitgaansvergunning in het bezit was van verboden voorwerpen of substanties. In de beslissing is bovendien gemotiveerd waarom een onderzoek aan de kledij niet zou volstaan hebben om deze voorwerpen of substanties te vinden. De klachtencommissie is van oordeel dat de beslissing tot het opleggen van een fouillering op het lichaam voldeed aan de voorwaarden uit de Basiswet. De klacht is ongegrond.

Op basis van het rapport aan de directeur (RAD) stelt de klachtencommissie vast dat tijdens de bestreden naaktfouille van klager, twee flesjes GHB en cocaïne werden gevonden, verstopt in een sok. Klager werd tuchtrechtelijk gesanctioneerd met veertien dagen ATV wegens het bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties, een tuchtrechtelijke inbreuk van eerste categorie. Uit de motivering van de tuchtbeslissing alsook het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting, blijkt dat klager niet werd gehoord omdat hij niet aanwezig was tijdens de hoorzitting. Omwille van deze tuchtbeslissing bij verstek, heeft klager een klacht ingediend. De Basiswetwet bepaalt dat de directeur de gedetineerde hoort in zijn middelen van verdediging binnen de zeven dagen na de overhandiging van het formulier inzake de mededeling van de opstart van een tuchtprocedure en de uitnodiging van de hoorzitting. Op vraag van de klachtencommissie, deelde het klachtenbureau mee dat het tuchtdossier geen schriftelijke verklaring zoals bedoeld in CB nr. 124 bevat. Het klachtenbureau had het vermoeden dat het modelformulier niet ter ondertekening aan klager werd voorgelegd. Daarnaast stelt de klachtencommissie vast dat het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting, in strijd met CB nr. 124, geen reden bevat waarom klager niet was verschenen. De klachtencommissie besluit hieruit dat de regelgeving bij het voeren van de procedure en het nemen van de beslissing niet werd gevolgd. De klacht is bijgevolg gegrond. De klachtencommissie vernietigt de tuchtbeslissing. Dit betekent dat de lopende tuchtsanctie onmiddellijk een einde neemt.