Ga verder naar de inhoud

KC17/24-0020

Gegrond KC - Leuven Hulp Klachtencommissie Andere beslissing directeur
BEZOEK - PRIVELEVEN - MOTIVERING

De klacht betreft een weigering van ongestoord bezoek met klagers minderjarige partner.

De klachtencommissie stelt vast dat beslissing tot weigering van ongestoord bezoek gebaseerd is op twee argumenten:
- de kwetsbaarheid van klagers partner omwille van haar minderjarigheid;
- de specifieke aard van het ongestoord bezoek, met name dat er tijdens het ongestoord bezoek geen toezicht mogelijk is.

De klachtencommissie meent dat de directie de kwetsbaarheid van de minderjarige partner in aanmerking kan nemen bij het nemen van beslissingen, zoals een weigering tot ongestoord bezoek.

Desalniettemin kan een ongestoord bezoek enkel geweigerd worden op grond van de in artikel 59, §2, tweede lid van de Basiswet voorziene redenen. De redenen die de directie inroept – de kwetsbaarheid van de minderjarige en de specifieke aard van het ongestoord bezoek – zijn geen wettelijke voorziene gronden op basis waarvan de directie een aanvraag tot ongestoord bezoek kan weigeren. De klachtencommissie kan niet anders dan tot de onwettigheid van de weigeringsbeslissing besluiten.

De directie verwijst in haar schriftelijk verweer bijkomend naar de “tegenindicaties eigen aan de persoonlijkheid van betrokkene. Ondanks zijn jonge leeftijd heeft hij meerdere strafbare feiten gepleegd, vaak binnen zijn directe netwerk. Het netwerk van betrokkene vertoont weinig stabiliteit, ook op relationeel vlak.”

De klachtencommissie merkt vooreerst op dat dit bijkomend argument niet is opgenomen in de weigeringsbeslissing zelf. Nochtans vereist het formeel motiveringsbeginsel dat, in geval van een schriftelijke beslissing, de motieven die hieraan ten grondslag liggen uit de beslissing zelf blijken. Aangezien dit niet het geval is, kan de klachtencommissie geen rekening houden met dit bijkomend argument bij de beoordeling van de wettigheid en redelijkheid van de weigeringsbeslissing.

Zelfs indien dit wel het geval was geweest, meent de klachtencommissie dat de “tegenindicaties eigen aan de persoonlijkheid van betrokkene” onvoldoende zijn om de weigeringsbeslissing op te baseren. Ten eerste, merkt de klachtencommissie op dat, in tegenstelling tot wat de directie beweert in haar schriftelijk verweer, klagers relationeel netwerk stabiel is. Hij vormt reeds een jaar een koppel met zijn vriendin, die hem bovendien 2 à 3 keer per week komt bezoeken. Bovendien krijgt hij elke dag bezoek van zijn schoonmoeder, die hem ook helpt met zijn reclassering. De directie ontkent dit bovendien niet op de zitting van de klachtencommissie. Integendeel, de directie bevestigt dit zelfs. De klachtencommissie ziet dan ook niet in waarom de directie in haar schriftelijk verweer wijst op het feit dat “het netwerk van betrokkene […] weinig stabiliteit [vertoont], ook op relationeel vlak.” Het omgekeerde blijkt namelijk uit het dossier.

Ten tweede, wat betreft de “meerdere strafbare feiten […], [gepleegd] vaak binnen zijn directe netwerk”, is uit de zitting van de klachtencommissie gebleken dat deze feiten geenszins betrekking hadden op klagers partner.

In elk geval, meent de klachtencommissie dus dat het bijkomend argument inzake “tegenindicaties eigen aan de persoonlijkheid van de betrokkene” niet volstaat om de weigeringsbeslissing op te baseren.

De klachtencommissie besluit dat de beslissing tot weigering van het ongestoord bezoek van klagers partner onwettig is, wegens gebrek aan wettelijke weigeringsgronden in de zin van artikel 59, §2, tweede lid van de Basiswet. In tweede orde, stelt de klachtencommissie een gebrek aan deugdelijke motieven vast wat betreft de “tegenindicaties eigen aan de persoonlijkheid van de betrokkene”.