Ga verder naar de inhoud

KC17/24-0030

Gegrond KC - Leuven Hulp Klachtencommissie Tucht
BEWIJS - CAMERABEELDEN - ZORGVULDIGHEIDSPLICHT

De klachtencommissie meent dat uit de nota’s van de tuchtrechtelijke hoorzitting een zekere vooringenomenheid van de directie blijkt. De directie gaat er namelijk zonder veel woorden vanuit dat het in elk geval klager geweest was die handelde met medegedetineerde [X], waarvan sprake is in het RAD. De directie heeft slechts één bijkomende vraag gesteld aan klager, met name of klager een beige pet bezit. Zodra hierop positief wordt geantwoord door klager, neemt ze haar beslissing en acht ze klager schuldig. De klachtencommissie merkt op dat het echter niet ondenkbaar is dat een andere gedetineerde eveneens een beige pet bezit.

Bovendien heeft de directie geweigerd om de camerabeelden te bekijken, ondanks dat klager hierom gevraagd heeft. Van een zorgvuldige directie kan worden verwacht dat zij minstens de camerabeelden bekijkt wanneer klager ondubbelzinnig ontkent dat hij iets te maken heeft met de feiten.

De klachtencommissie bedoelt hiermee het volgende: klagers ontkenning beperkt zich niet tot een loutere ontkenning van de feiten, wat bijvoorbeeld het geval zou zijn wanneer klager zou zeggen dat hij weliswaar naast medegedetineerde [X] zat, maar dat ze niets aan het doen waren. Klagers ontkenning bestaat uit een ontkenning van elke betrokkenheid bij de feiten. Hij voert namelijk aan dat hij zich op een totaal andere plek op de wandeling bevond, namelijk tegenover de “chef”. Medegedetineerde [X] bevond zich tegenover het toezichtlokaal. Klager voert met andere woorden aan dat de penitentiair beambte een andere gedetineerde als hem aanzien heeft.

Door klager schuldig te bevinden aan de tuchtinbreuk zonder de camerabeelden te bekijken, schendt de directie de zorgvuldigheidsplicht.
Er werd een beroepsdossier met referentie BC/24-0252 opgestart