Ga verder naar de inhoud

KC21/21-0009

Gegrond KC - Merksplas Klachtencommissie Tucht
TUCHT - KWALIFICATIE INBREUK

De Klachtencommissie oordeelt dat de directeur de grenzen van de redelijkheid te buiten is gegaan door de feiten van het niet-dragen van het mondmasker (die voldoende vaststaan) en de na aanmaning hiertoe verdere weigering om dat te doen te kwalificeren als zijnde een “opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen of de bedreiging daarmee”. Uit de verklaringen tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting blijkt volgens de Klachtencommissie immers dat de gedetineerde een goede reden meende te hebben voor het kortstondig niet-dragen van zijn masker. Het aspect van de “opzettelijkheid” kan volgens de Klachtencommissie dan ook niet weerhouden worden. Gelet op de bewoordingen in het RAD diende de situatie volgens de Klachtencommissie gekwalificeerd te worden als zijnde "het geen gevolg geven aan de aanmaningen en bevelen van het personeel van de gevangenis".
De Klachtencommissie oordeelt dat de directeur eveneens de grenzen van de redelijkheid te buiten is gegaan door de feiten van het uitschelden van het personeelslid te beschouwen als zijnde een “opzettelijke aantasting van de psychische integriteit van personen of de bedreiging daarmee”. De uitspraken zoals omschreven in het RAD dienden gekwalificeerd te worden als zijnde "het beledigen van personen die zich in de gevangenis bevinden”.
Afgezien van de verkeerde kwalificatie van de feiten kan de opgelegde sanctie van vijftien dagen ATV (die reeds uitgevoerd werd) volgens de Klachtencommissie wel overeind blijven.
De klacht is gegrond. De beslissing wordt gedeeltelijk vernietigd voor wat betreft de kwalificaties. De klachtencommissie bepaalt dat de andere kwalificaties in de plaats moeten komen.