Ga verder naar de inhoud

KC21/21-0048

Gegrond KC - Merksplas Klachtencommissie Bijzondere veiligheidsmaatregel
BIJZONDERE VEILIGHEIDSMAATREGEL

Hoewel de directie in haar verweer formeel aangeeft dat er geen sprake was van een tuchtsanctie of een BVM, volhardt klager ter zitting dat de ATV wel heeft plaatsgevonden. Het feit dat er aan de vermeende ATV’s waar klager het over heeft geen schriftelijke beslissing ten grondslag ligt, maakt het voor de Klachtencommissie moeilijk om de waarachtigheid van de beweringen van klager na te gaan, maar vormt tegelijkertijd ook de kern van het probleem dat voorligt. Gelet op de problematiek die de gemeenschappelijke grief vormt voor alle drie de klachten waarover deze beslissing gaat, namelijk dat er therapeutisch gehandeld zou zijn (of ging worden) en dat klager in zijn rechten beperkt zou zijn (of ging worden) zonder dat hieraan een tuchtsanctie of BVM ten grondslag lag, een praktijk die door de directie ter zitting wordt bevestigd, oordeelt de Klachtencommissie dat de beweringen van klager niet van alle geloofwaardigheid zijn ontbloot. De Klachtencommissie hecht geloof aan het verhaal van klager dat er op enig moment sprake is geweest van beperkingen aan zijn rechten, zonder dat er sprake was van een tuchtsanctie of een BVM. De Klachtencommissie oordeelt dat er in casu wellicht een geval voorligt van het verzuim of de weigering om een beslissing te nemen. De klacht is ontvankelijk.

Volgens artikel 167 §1 van de Basiswet zijn de bepalingen van de Basiswet, waaronder die inzake BVM en tucht, van toepassing op personen onder het statuut van geïnterneerde. Klager bevindt zich in deze situatie. De uitdrukkelijke wens van de wetgever dat ook personen met het statuut van geïnterneerde onder het toepassingsgebied van de Basiswet en dus onder de systemen van BVM en tucht zouden vallen wordt in casu ten gevolge van de therapeutische aanpak van de directie genegeerd. De Klachtencommissie heeft begrip voor de wens van de directie om ten aanzien van klager vooral therapeutisch te werken en erkent het belang hiervan. Zij is er zich van bewust dat bij de aanpak van geïnterneerden vooral het zorgaspect op de voorgrond dient te treden. Desalniettemin is de Klachtencommissie van mening dat dit niet tot gevolg kan hebben dat de bestaande wettelijke regeling terzijde wordt geschoven en er een systeem wordt gehanteerd (handelingsplan) dat parallel aan de Basiswet functioneert. Hierdoor worden aan de geïnterneerde immers de waarborgen van de Basiswet ontzegd. De Klachtencommissie maant de directie dan ook aan om haar therapeutische aanpak in te bedden in de bestaande regelgeving, en dit niet alleen in het dossier van klager, maar in alle gelijkaardige dossiers. Maatregelen zoals het verplicht verblijf in de toegewezen verblijfsruimte of de onderbrenging in een prikkelarme cel kan men ook nemen binnen het regelgevend kader van de BVM. Het eindresultaat is hetzelfde, maar de geïnterneerde kan wel genieten van een aantal wettelijke waarborgen. De klacht is gegrond.