Ga verder naar de inhoud

KC21/21-0049

Gegrond KC - Merksplas Klachtencommissie Andere beslissing directeur
VERMOEDEN VAN ONSCHULD - RECHT OP TEGENSPRAAK

De Klachtencommissie stelt vast dat klager niet de pleger van “het verbreken van de verzegeling” was (hij houdt zelfs vol dat er géén zegel was). Er werd ten aanzien van hem géén tuchtprocedure opgestart. De directie erkent dit ook en stelt dat er enkel een tuchtprocedure ten aanzien van de celgenoot werd opgestart. Toch is het in casu klager die (ook) bestraft wordt omdat zijn DVD-speler afgenomen wordt, en dit zonder dat hij zich hier op enigerlei wijze tegen kon verzetten. De Klachtencommissie is van oordeel dat de directie deze DVD-speler enkel had kunnen ontnemen in een van de volgende hypotheses:
- Indien zij van mening was dat klager de pleger van de inbreuk was, nadat zij tegen hem een tuchtprocedure had opgestart en hem deze feiten had kunnen aanrekenen, waarbij hij vervolgens de bijzondere tuchtsanctie van “de ontzegging van bezit van bepaalde voorwerpen” (artikel 133, 1° van de Basiswet) zou hebben opgelegd gekregen, voor een bepaalde termijn (en niet voor onbepaalde duur zoals het Huishoudelijk Reglement lijkt te opperen, gelet op artikel 124 §1 van de Basiswet).
- Indien zij van mening was dat er in hoofde van klager aanwijzingen voorhanden waren in de zin van artikel 110 van de Basiswet, waarbij hij vervolgens een bijzondere veiligheidsmaatregel van “het ontnemen of onthouden van voorwerpen” (artikel 112, §1, 1° van de Basiswet) voor een beperkte duur zou hebben opgelegd gekregen.
Aangezien de situatie van klager onder géén van beide hypotheses valt, acht de Klachtencommissie het ontnemen van zijn DVD-speler onwettelijk. Hij dient dan ook opnieuw in het bezit van zijn DVD-speler gesteld te worden, na aanbrengen van een nieuw zegel. De klacht is gegrond. De beslissing wordt vernietigd.