Ga verder naar de inhoud

KC21/23-0020

Gegrond Onontvankelijk KC - Merksplas Klachtencommissie Tucht Geen beslissing directeur
TUCHT - GEÏNTERNEERDE - TOEREKENBAARHEID - MOTIVERING - GEEN BESLISSING DIRECTEUR - BEVOEGDHEID

De klachtencommissie wijst erop dat, hoewel de materiële vaststellingen in het RAD als afdoende bewijs gelden voor de aanwezige schade, hiermee nog niet bewezen is dat de beschadigingen door klager werden aangebracht. Het RAD vermeldt dat de controle kadert in de vaststelling van eventuele gebreken alvorens er een nieuwe bewoner in de kamer komt. Indien dergelijke controle ook gebeurde alvorens klager zijn introk nam in de kamer valt er gemakkelijk na te gaan welke schade er wel/niet al aanwezig was. Uit het dossier blijkt geenszins dat de directie (of het personeelslid dat het RAD opstelde) overging tot een vergelijking tussen de materiële vaststellingen gedaan ter gelegenheid van deze en een eerdere celcontrole. In het voorliggend dossier staat het volgens de klachtencommissie dan ook onvoldoende vast dat de schade werd veroorzaakt door klager.

In het voorliggend dossier motiveert de directie waarom ze klager verantwoordelijk achtte voor de hem ten laste gelegde feiten aan de hand van twee elementen:
(1) De directie verwijst naar de deelname aan het normale regime. Een loutere verwijzing naar de deelname van klager aan het gewone regime is niet afdoende. Dat iemand deelneemt aan het gewone regime doet geen afbreuk aan de rechterlijke uitspraken op grond waarvan hij geïnterneerd werd (cfr. RvS nr. 251.295 van 22 juli 2021).
(2) De directie verwijst naar de heldere en coherentie toelichting van klager ter tuchtzitting. De klachtencommissie wijst erop dat de vraag of de geïnterneerde wel verantwoordelijk kan geacht worden voor de feiten, slaat op de vraag of de persoon op het moment van de feiten helder en bewust was, en dus over vrije wil en oordeelsvermogen beschikte en er bewust voor gekozen heeft de feiten te plegen. De directie verwijst in haar motivering naar de toestand van klager op het ogenblik van de tuchtrechtelijke hoorzitting. Hiermee spreekt zij zich niet uit over de toestand van klager op het ogenblik van de feiten. De directie motiveert aldus niet afdoende waarom ze klager in het voorliggend dossier verantwoordelijk achtte voor de hem ten laste gelegde feiten. Ze spreekt zich immers niet uit over de toestand van klager op het ogenblik van de feiten. De motivering voldoet niet aan artikel 144 §6 j° artikel 8 Basiswet. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd.

Het uitblijven van een beslissing van de beroepscommissie is geen beslissing of verzuim om een beslissing te nemen in hoofde van de directeur. De klacht is niet-ontvankelijk.