Ga verder naar de inhoud

KC21/24-0033

Gegrond KC - Merksplas Klachtencommissie Tucht Ordemaatregel
TUCHT - GEÏNTERNEERDE - TOEREKENBAARHEID - TEGEMOETKOMING - ORDEMAATREGEL - ARBEID - ONTSLAG - VERTROUWENSFUNCTIE

De klachtencommissie meent dat klager ter tuchtzitting geen tegenindicaties aanbracht die doen twijfelen aan de waarachtigheid van het RAD. Ze acht het dan ook redelijk dat de directie de feiten van het doorgegeven van een bolletje bruine substantie bewezen achtte. Gelet op hetgeen in de zakken van de medegedetineerde werd aangetroffen, kwalificeerde de directie de feiten als het bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties (artikel 129, 7° Basiswet). De klachtencommissie acht deze kwalificatie correct en afdoende gemotiveerd.

De directie motiveert dat ze klager (geïnterneerd) verantwoordelijk acht voor de hem ten laste gelegde feiten op basis van de volgende elementen:
(1) De uitleg tijdens de hoorzitting is helder en coherent. Met een verwijzing naar de toestand van klager op het ogenblik van de tuchtrechtelijke hoorzitting spreekt de directie zich niet uit over de toestand van klager op het ogenblik van de feiten. Dit element is dan ook niet afdoende.
(2) Uit het RAD blijkt dat betrokkene zeer coherent was op het moment van de gepleegde feiten/inbreuken. Deze verwijzing naar het RAD is een standaardmotivering, die niet aangepast is aan de concrete stukken van het dossier. Het RAD beschrijft weliswaar bepaalde handelingen van klager, maar bevat geen enkele indicatie omtrent zijn geestestoestand. Dit element is dan ook niet afdoende.
(3) Het dagelijks gedrag en functioneren toont aan dat betrokkene zich bewust is van zijn daden/gedrag binnen detentie. Er kan volgens de klachtencommissie niet worden verwezen naar een schijnbaar constante toestand van toerekenbaarheid, aangezien dit niet strookt met het statuut van internering. De ontoerekenbaarheid is het uitgangspunt. Het komt aan de directie toe om te motiveren waarom ze deze specifieke feiten wél toerekenbaar acht. Dit element is dan ook niet afdoende.
De toerekenbaarheid van de feiten werd niet afdoende gemotiveerd. De motivering voldoet niet aan artikel 144 §6 j° artikel 8 Basiswet. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd. Klager krijgt als tegemoetkoming een extra douchemoment.

De directeur oordeelt over de geschiktheid van de gedetineerde voor diens tewerkstelling op een bepaalde werkplaats. Indien de directeur een gedetineerde wil ontslaan, moet hij de dienstnota ‘Arbeid – Tucht -Veiligheidsmaatregel’ van de Directie Juridische Dienst van 18.06.2015 in acht nemen. Deze dienstnota bepaalt de exhaustieve gevallen waarin een ontslag mogelijk is. In het geval van een tuchtinbreuk bepaalt de dienstnota dat slechts na afloop van de tuchtsanctie kan worden beoordeeld of klager zijn vertrouwensfunctie kan behouden, dan wel of er een schriftelijke ordemaatregel tot afzetting van werk wordt genomen. De klachtencommissie acht het in dit concreet dossier niet onredelijk dat de directie de afloop van de tuchtsanctie van 15 dagen ATV niet afwachtte alvorens klager bij ordemaatregel te ontslaan.

De motivering van de ontslagbeslissing is echter gebrekkig, nu daarin erg de nadruk wordt gelegd op het gegeven dat klager een tuchtinbreuk pleegde. Door deze koppeling (samengenomen met de timing van de ontslagbeslissing), lijkt het alsof het (onmiddellijk) ontslag een sanctionerend oogmerk heeft. In de motivering had de directie duidelijker (en in feite enkel) moeten onderstrepen dat klager niet langer geschikt wordt geacht voor een vertrouwensfunctie omdat hij (meteen al) misbruik maakte van de bewegingsvrijheid die ermee gepaard gaat. Klager kon de tuchtinbreuk immers enkel plegen doordat hij zich vrij over de gang kon bewegen. De klacht is gegrond. De De beslissing wordt gedeeltelijk vernietigd voor wat betreft de motivering. De motivering van de klachtencommissie treedt in de plaats. Klager blijft echter ontslagen uit de vertrouwensfunctie.