Ga verder naar de inhoud

KC21/24-0036

Gegrond KC - Merksplas Klachtencommissie Tucht
TUCHT - GETUIGEN - RECHT OP TEGENSPRAAK

In het voorliggend dossier heeft de directeur zich voor het bewezen zijn van de feiten blijkens de motivering van de tuchtbeslissing gebaseerd op:
- de materiële vaststellingen zoals opgenomen in het RAD van 6 maart 2024 en
- de verklaring van het verplegend personeel (ten overstaan van de kwartierchef).

De klachtencommissie vindt het opmerkelijk dat het RAD enerzijds in meervoudsvorm geformuleerd werd (”hij kwam ons melden”, “we zijn ter plaatse gaan kijken”) en anderzijds slechts door één beambte werd opgesteld en ondertekend. Bovendien wordt vermeld dat er géén getuigen waren. Er werd dan ook in eerste instantie geen melding gemaakt van een mede-beambte noch van het verplegend personeel. De klachtencommissie meent dat deze onnauwkeurigheden ernstige afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van het RAD.

Uit het verslag van de tuchtzitting blijkt dat de directie het nodig vond om het verhaal bijkomend af te toetsen (“ik heb vanmorgen nog contact opgenomen met de kwartierchef en die heeft verhaal gaan halen bij de verpleging”).

In het geval van een tuchtprocedure kan de directeur de opsteller van het tuchtrapport en één of meerdere getuigen horen in aanwezigheid van de gedetineerde (artikel 144, §5, vijfde lid Basiswet). In het voorliggend dossier werd het verplegend personeel bevraagd door de kwartierchef. Het verhaal in het RAD zou door hen bevestigd zijn. Van deze bevraging is er geen schriftelijke weerslag. Klager wordt met deze bevraging pas aan het einde van de tuchtzitting geconfronteerd, waarna (blijkens het verslag van de tuchtzitting) de directie meteen haar sanctie uitspreekt zonder klager en zijn advocate opnieuw aan het woord te laten. De klachtencommissie merkt op dat de directie daarbij ook zegt dat klager “verbaal agressief” zou zijn geweest. In het RAD staat enkel te lezen dat klager “zich hevig verzette”.

Aangezien het horen van getuigen in het voorliggend dossier niet door de directeur maar door de kwartierchef én bovendien in afwezigheid van klager gebeurde, zonder dat hem vervolgens de kans werd geboden zich op dit punt te verweren, meent de klachtencommissie dat de tuchtprocedure werd gevoerd met miskenning van de rechten van verdediging, met name het recht op tegenspraak. De klacht is gegrond. De bestreden beslissing wordt vernietigd.