Ga verder naar de inhoud

KC21/24-0042

Gegrond Tegemoetkoming KC - Merksplas Klachtencommissie Bijzondere veiligheidsmaatregel
BIJZONDERE VEILIGHEIDSMAATREGEL - MOTIVERING - PROPORTIONALITEIT

De klachtencommissie wijst op de voorrang die de Basiswet verleent aan de tuchtprocedure tegenover de procedure voor een BVM, wanneer de feiten gekwalificeerd kunnen worden als een tuchtinbreuk (artikel 111, §2 Basiswet). Volgens de klachtencommissie kondigde klager eigenlijk het voeren van een collectieve actie aan, zodat de tuchtinbreuk van artikel 129, 6° Basiswet in het vizier zou kunnen komen. Aangezien er in het voorliggend dossier echter nog geen uitvoering werd gegeven aan het plan en de directie vooral een preventieve maatregel wenste op te leggen om de uitvoering van het plan te voorkomen en ze dus niet handelde vanuit een repressief oogmerk, acht de klachtencommissie het terecht dat de directie opteerde voor een bijzondere veiligheidsmaatregel.

De directie beschouwt hetgeen klager ten overstaan van de beambte verklaarde en nadien ten overstaan van de directie herhaalde als een ernstige aanwijzing van een gevaar voor de orde. De orde betreft een toestand waarin de gedragsregels worden nageleefd die noodzakelijk zijn voor het tot stand brengen of het handhaven van een menswaardig samenlevingsklimaat in de gevangenis (artikel 2, 7° Basiswet). Aangezien het vlot binnenkomen na de wandeling en het aankaarten van verzuchtingen via de daartoe voorziene kanalen tot de noodzakelijke gedragsregels behoren, acht de klachtencommissie deze inschatting correct en afdoende gemotiveerd.

In het voorliggend dossier werd de noodzaak tot het opleggen van de maatregel van de uitsluiting van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten niet gemotiveerd. De motivering van de bijzondere veiligheidsmaatregel voldoet daardoor niet aan de vereisten van artikel 8 j° artikel 110 Basiswet. Volgens de klachtencommissie is het vanzelfsprekend dat een uitsluiting van de gemeenschappelijke wandeling beantwoordt aan de noodzaak voor het behoud van de orde en kan verhinderen dat de concrete bedreiging in het voorliggend dossier zich realiseerde. Het is echter niet duidelijk waarom deze maatregel zich ook moest uitstrekken tot andere gemeenschappelijke activiteiten en bovendien moest verderlopen tot na het verstrijken van de dag waarop de actie tijdens de gemeenschappelijke wandeling was voorzien. De maatregel staat volgens de klachtencommissie dan ook niet in verhouding tot de bedreiging. De bijzondere veiligheidsmaatregel is ook onnauwkeurig in zoverre ze verwijst naar een einddatum die de maximale duur van 7 dagen ruimschoots overschrijdt. De klacht is gegrond.
Er werd een beroepsdossier met referentie BC/24-0152 opgestart