Ga verder naar de inhoud

KC32/21-0029

Ongegrond Gegrond KC - Turnhout Klachtencommissie Andere beslissing directeur Voorlopige maatregel Fouille op het lichaam
FOUILLE LICHAAM - VOORLOPIGE MAATREGEL - GEZONDHEID

De Klachtencommissie acht de beoordeling door de directeur dat een fouille aan het lichaam noodzakelijk was om na te gaan of de gedetineerde in het bezit was van voorwerpen of substanties die verboden of gevaarlijk kunnen zijn daarom niet onredelijk. Bovendien blijkt uit de stukken dat ook de termijn van 24u voor de schriftelijke kennisgeving van de beslissing nadat de fouillering heeft plaatsgevonden gerespecteerd werd. De klacht is ongegrond.

De Klachtencommissie benadrukt dat de procedure van de voorlopige maatregel beperkt dient te blijven tot de specifieke situaties omschreven in artikel 145 van de Basiswet én dat men bovendien enkel beroep kan doen op dit artikel in afwachting van een tuchtprocedure. In casu heeft de directie zelf ingezien dat een voorlopige maatregel niet aan de orde was. Uit de verklaringen ter zitting blijkt dat er vanaf de aanvang werd geopteerd voor een preventieve quarantaine, maar dat hier door een personeelslid onterecht het aspect van de voorlopige maatregel aan gekoppeld werd. Er was dus niet zozeer sprake van “eerst een voorlopige maatregel die nadien werd omgezet in een preventieve quarantaine”, zoals de Klachtencommissie aanvankelijk uit het schriftelijk verweer had opgemaakt (“liep regime vervolgens gewoon verder als een preventieve quarantaine”), maar eerder “een voorlopige maatregel én quarantaine” terwijl er énkel een quarantaine had moeten opgelegd worden. Ter zitting kon de directie geen duidelijk antwoord geven op de vraag of alle verwijzingen hiernaar ook werden verwijderd uit het tuchtregister van betrokkene. Aangezien de voorlopige maatregel incorrect werd genomen, is de klacht gegrond. De beslissing wordt vernietigd.

Volgens de Klachtencommissie was er in casu wél voldaan aan de voorwaarden om over te gaan tot het opleggen van een preventieve quarantaine. Het RAD maakt melding van het geven van een hand, hetgeen als fysiek contact kan bestempeld worden. De beslissing van de directie kan voor dat aspect dan ook overeind blijven. De klacht is ongegrond.