Ga verder naar de inhoud

BC/21-0050

Ongegrond Beroepscommissie Beroepscommissie Tucht
TUCHT - BEWIJS - SUBSIDIARITEIT

Betrokkene betwist niet dat hij zijn mondmasker niet droeg.De directie kon de inbreuk dan ook redelijkerwijze als bewezen oordelen en hiervoor een sanctie opleggen. De sanctie zelf is eveneens redelijk, nu er eerst een voorwaardelijke sanctie werd opgelegd, die pas bij de tweede inbreuk van dezelfde aard effectief werd. De Beroepscommissie oordeelt dat er geen schending is van het subsidiariteitsbeginsel. De directie beschikt over een appreciatiemarge in de beoordeling of bepaalde feiten al dan niet aanleiding geven tot een tuchtprocedure. In dit dossier kon de directie redelijkerwijze beroep doen op een tuchtprocedure, nu appellant voldoende geïnformeerd was over de regels in het kader van de COVID-pandemie en met betrekking tot de mondmaskerplicht en nu men eerst een waarschuwing gaf. Na de waarschuwing weigerde appellant alsnog om het mondmasker op te zetten. Het beroep is ongegrond.