Ga verder naar de inhoud

BC/22-0275

Gegrond Beroepscommissie Beroepscommissie Andere beslissing directeur
ORDEMAATREGEL - BRIEFWISSELING - VERBODEN VOORWERPEN - HUISHOUDELIJK REGLEMENT

De bepaling in het huishoudelijk reglement dat postzegels die bij een brief zijn gevoegd om redenen van orde of veiligheid niet worden overhandigd, kan op zichzelf geen grondslag bieden om de postzegels niet te overhandigen. Het huishoudelijk reglement vermeldt postzegels slechts als voorbeeld van voorwerpen die, wanneer dit volstrekt noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid, in bewaring kunnen worden genomen.
Voor zover de bepaling in het huishoudelijk reglement bedoeld zou zijn als algemene regel die inhoudt dat bij een brief gevoegde postzegels niet aan de gedetineerde mogen worden overhandigd, is deze algemene regel in strijd met de wettelijke bepaling van artikel 55, § 2, van de basiswet. Artikel 55, § 2, van de basiswet laat alleen toe dat bijgesloten voorwerpen niet aan de gedetineerde worden bezorgd “wanneer dit volstrekt noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid”. Het huishoudelijk reglement geeft geen verantwoording waarom het voor de handhaving van de orde of de veiligheid volstrekt noodzakelijk is dat in elk geval, ongeacht de concrete omstandigheden, postzegels die bij een brief zijn gevoegd, moeten worden ingehouden. Een dergelijke algemene regel in het huishoudelijk reglement die in strijd is met artikel 55, § 2, van de basiswet, kan niet dienen als grondslag voor de inbeslagneming van de bij de brief gevoegde postzegels.
De klacht van de klager, die de strijdigheid van de beslissing van de directie met een wettelijke bepaling aan de orde stelt – het weze een beslissing die ook teruggaat op een algemene regel in het huishoudelijk reglement, die echter ondergeschikt is aan de wet –, is dan ook ontvankelijk.
De motivering van de nieuwe beslissing die de directie nam om de inbewaringneming van de postzegels te verantwoorden, komt erop neer dat postzegels een geldwaarde vertegenwoordigen en als financieel ruilmiddel kunnen worden gebruikt en dat de handhaving van de orde en de veiligheid vereist dat de circulatie van geld en voorwerpen die als financieel ruilmiddel kunnen dienen, strikt geregeld blijft om te voorkomen dat zwakkere gedetineerden onder druk worden gezet om hun ruilmiddelen af te geven of dat een illegale handel mogelijk wordt gemaakt. Deze motivering, die van toepassing is bij elke toezending van postzegels, ongeacht de concrete omstandigheden, geeft geen redelijke verantwoording voor de genomen beslissing: postzegels zijn op zich geen voorwerpen die als zodanig een risico voor de orde of de veiligheid opleveren; postzegels kunnen slechts een dergelijk risico inhouden als zij worden gebruikt voor een ander doel (het vergemakkelijken van illegale handel) dan het doel waarvoor zij zijn bestemd (namelijk voor de verzending van brieven); het huishoudelijk reglement laat toe dat de gedetineerde in zijn verblijfsruimte maximaal 20 postzegels in bezit heeft zodat het bezit van maximaal 20 postzegels niet kan worden verondersteld als zodanig strijdig te zijn met de handhaving van de orde of de veiligheid; tenzij wanneer er geïndividualiseerde aanwijzingen zijn dat aan de gedetineerde postzegels worden toegestuurd met een ongeoorloofde doelstelling of dat de gedetineerde de postzegels voor ongeoorloofde doelstellingen zal gebruiken, levert de toezending van slechts enkele postzegels in de regel dan ook geen probleem op voor de handhaving van de orde of de veiligheid.
De directie vermeldt in haar beslissing geen elementen die erop wijzen dat de postzegels aan de klager met ongeoorloofde doelstellingen werden toegestuurd, dat hij de postzegels voor oneigenlijke doelstellingen zou gebruiken of dat de klager in het bezit zou zijn gekomen van een te groot aantal postzegels. De klager voert daarentegen op geloofwaardige wijze aan dat de verzender van de brief één of twee postzegels bij zijn brief voegde om de klager toe te laten de brief zonder verdere kosten te beantwoorden. Bij gebrek aan enige geïndividualiseerde aanwijzing kon de directie dan ook niet in redelijkheid tot de beslissing komen dat de inbeslagneming van postzegels volstrekt noodzakelijk was voor de handhaving van de orde of de veiligheid.
De beroepscommissie kan wanneer de klacht gegrond wordt verklaard, bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing. Aangezien tot inbeslagneming van de postzegels werd overgegaan louter op grond van een algemene beoordeling die geen steun vindt in de basiswet en enige concrete geïndividualiseerde aanwijzing dat de inbeslagneming volstrekt noodzakelijk was voor de handhaving van de orde of de veiligheid ontbreekt, was de vrijgave van de in beslag genomen postzegels de enige wettige en redelijke beslissing die het inrichtingshoofd kon nemen. De beroepscommissie beslist dan ook dat de in beslag genomen postzegels aan de klager moeten worden vrijgegeven en stelt deze beslissing in de plaats van de vernietigde beslissing.