BC/23-0114
Gegrond
Tegemoetkoming
Beroepscommissie
Beroepscommissie
Andere beslissing directeur
WANDELING - STAKING - TEGEMOETKOMING
De klachtencommissie verklaarde de klacht over het recht op één uur verblijf in de buitenlucht tijdens een staking terecht ontvankelijk. Er is wel degelijk sprake van een individuele beslissing in de zin van artikel 148 van de basiswet, ookal werd deze maatregel ook collectief ten aanzien van meerdere gedetineerden genomen.
De klachtencommissie verklaarde de klacht evenwel ten onrechte ongegrond. Hoewel de directie overeenkomstig §2 van artikel 19 van de wet van 23 maart 2019 inderdaad slechts vanaf een 48 uur durende staking via de gouverneur de noodzakelijke personeelsleden kan opvorderen, gaat de klachtencommissie eraan voorbij dat het inrichtingshoofd in ieder geval eerst dient na te gaan of ‘de lijst van de personeelsleden die niet aan de staking zullen deelnemen de behoeften zoals voorzien in het plan bedoeld in artikel 19 niet dekt’. De klachtencommissie ging er echter zonder meer van uit dat deze voorwaarde vervuld was, terwijl de directeur een dergelijke overmachtssituatie met betrekking tot personeelstekort echter dient aan te tonen, opdat hij redelijkerwijs kon afwijken van het fundamentele recht op één uur wandeling in de buitenlucht uit artikel 79 §1 van de basiswet.
In casu ziet de beroepscommissie in het administratief dossier geen redenen of elementen om aan te nemen dat er sprake was van een dergelijke situatie van overmacht. Alle stakingsdagen (8, 14 en 16 december) waren immers al dagen op voorhand aangekondigd, zodat er geen sprake is van een spontane staking en de directie in de mogelijkheid was om tijdig een minimumdienst te organiseren, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen.
De directie heeft in het bijzonder nagelaten om met concrete cijfers aan te tonen hoeveel personeelsleden effectief gestaakt hebben op de respectieve stakingsdagen, hoeveel van hen onverwacht afwezig bleken door ziekteverzuim en hoeveel werkwilligen er die dagen wel aanwezig waren. Een situatie van overmacht werd dan ook geenszins aangetoond, zodat er sprake is van een verzuim in hoofde van de directie inzake het recht op een wandeling tijdens de aangekondigde stakingen.
Aangezien klager thans reeds optimaal kan gebruik maken van de wandelmomenten, kent de beroepscommissie aan de klager één extra sportmoment toe.
De klachtencommissie verklaarde de klacht over het recht op één uur verblijf in de buitenlucht tijdens een staking terecht ontvankelijk. Er is wel degelijk sprake van een individuele beslissing in de zin van artikel 148 van de basiswet, ookal werd deze maatregel ook collectief ten aanzien van meerdere gedetineerden genomen.
De klachtencommissie verklaarde de klacht evenwel ten onrechte ongegrond. Hoewel de directie overeenkomstig §2 van artikel 19 van de wet van 23 maart 2019 inderdaad slechts vanaf een 48 uur durende staking via de gouverneur de noodzakelijke personeelsleden kan opvorderen, gaat de klachtencommissie eraan voorbij dat het inrichtingshoofd in ieder geval eerst dient na te gaan of ‘de lijst van de personeelsleden die niet aan de staking zullen deelnemen de behoeften zoals voorzien in het plan bedoeld in artikel 19 niet dekt’. De klachtencommissie ging er echter zonder meer van uit dat deze voorwaarde vervuld was, terwijl de directeur een dergelijke overmachtssituatie met betrekking tot personeelstekort echter dient aan te tonen, opdat hij redelijkerwijs kon afwijken van het fundamentele recht op één uur wandeling in de buitenlucht uit artikel 79 §1 van de basiswet.
In casu ziet de beroepscommissie in het administratief dossier geen redenen of elementen om aan te nemen dat er sprake was van een dergelijke situatie van overmacht. Alle stakingsdagen (8, 14 en 16 december) waren immers al dagen op voorhand aangekondigd, zodat er geen sprake is van een spontane staking en de directie in de mogelijkheid was om tijdig een minimumdienst te organiseren, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen.
De directie heeft in het bijzonder nagelaten om met concrete cijfers aan te tonen hoeveel personeelsleden effectief gestaakt hebben op de respectieve stakingsdagen, hoeveel van hen onverwacht afwezig bleken door ziekteverzuim en hoeveel werkwilligen er die dagen wel aanwezig waren. Een situatie van overmacht werd dan ook geenszins aangetoond, zodat er sprake is van een verzuim in hoofde van de directie inzake het recht op een wandeling tijdens de aangekondigde stakingen.
Aangezien klager thans reeds optimaal kan gebruik maken van de wandelmomenten, kent de beroepscommissie aan de klager één extra sportmoment toe.