Ga verder naar de inhoud

BC/23-0182

Gegrond Beroepscommissie Beroepscommissie Tucht
TUCHT - VERBODEN SUBSTANTIES - BEWIJS

De basiswet stelt geen bijzonder bewijsstelsel in. De directeur kan voor het bewijs van een tuchtrechtelijk gesanctioneerd feit steunen op bekentenissen of vaststaande bewijzen, maar ook op getuigenissen en vermoedens. Bij gebrek aan een regeling van de bewijswaarde komt het de directeur toe binnen de grenzen van de redelijkheid de bewijswaarde te beoordelen van de gegevens uit het tuchtdossier om tot een bepaalde overtuiging te komen. De vaststelling van de klachtencommissie dat het tuchtdossier geen door de politie opgesteld stuk bevat waaruit blijkt dat de aangetroffen pillen positief op MDMA hebben getest, volstaat niet voor de conclusie dat de directeur het ten laste gelegde feit van ‘bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties’ niet bewezen kon verklaren. Zeker wanneer de gedetineerde moet worden gehoord binnen een kort tijdsbestek omdat tegen hem een voorlopige maatregel werd genomen, is het voor de directie niet altijd mogelijk te beschikken over het door de politie opgesteld of op te stellen proces-verbaal en nog minder over een onomstotelijk bewijs in de vorm van een verslag van een laboratorium waarin de stoffen aan een laboratoriumtestmethode werden onderworpen. Op basis van de mondeling meegedeelde informatie van de politie die aan de tegenspraak werd onderworpen en de afwezigheid van een aannemelijke betwisting door de klager van het feit dat hij in het bezit was van verboden substanties kon de directie in redelijkheid aannemen dat de klager schuldig was aan het ten laste gelegde feit.