Ga verder naar de inhoud

KC04/23-0161

Gegrond KC - Beveren Klachtencommissie Andere beslissing directeur
CELMUTATIE - MOTIVERING

De bevoegdheid van de directie tot toewijzing van een verblijfsruimte aan een gedetineerde wordt niet nader geregeld in de Basiswet. Deze beslissing moet dus niet aan specifieke voorwaarden voldoen.
De directie is echter wel verplicht om al haar beslissingen genomen in het kader van de Basiswet te motiveren.
In voorliggend dossier is er geen schriftelijke beslissing voorhanden. Hoewel de motiveringsplicht niet vereist dat er een schriftelijke neerslag moet zijn van de beslissing, moet de toetsende overheid wel kunnen nagaan of de beslissing afdoende gemotiveerd was. Uit de verklaringen van klager tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting blijkt dat klager uiteindelijk wel mondeling op de hoogte werd gesteld van de motieven van de beslissing. Op basis van deze informatie kan de klachtencommissie overgaan tot het beoordelen van de motivering van de beslissing.
Gelet op het feit dat er in casu geen schriftelijke beslissing voorhanden is waaruit de motivering van de beslissing tot mutatie blijkt, kan de klachtencommissie zich enkel baseren op de verklaringen van de partijen. Uit de motivering van de directie blijkt niet voldoende wat de precieze en concrete motieven zijn die hebben geleid tot de beslissing tot mutatie van klager. Het is de klachtencommissie onduidelijk waarom klager degene was die moest muteren, terwijl de directie zelf aangaf dat het zijn buurman was die het probleem uitmaakte en een bedreiging vormde voor de veiligheid van klager, niet omgekeerd. De directie wijst op “een bredere context” en “vermijden dat bijkomende problemen met andere gedetineerden die partij zouden kiezen, uitmonden in onrust op de vleugel”. Met deze algemene en weinig specifieke uitleg, motiveert de directie volgens de klachtencommissie niet afdoende waarom klager moest muteren naar een andere vleugel. De klachtencommissie is dan ook van oordeel dat de directie de beslissing op onzorgvuldige wijze heeft gemotiveerd.

Bovendien blijkt uit de verklaringen van klager, die niet worden ontkend of tegengesproken door de directie, dat klager in eerste instantie geen uitleg kreeg over de beslissing van de directie. Klager kreeg te horen dat de beslissing tot mutatie een opdracht was van hogerhand, dat de directie wou dat hij naar de B-sectie verhuisde. Pas bij het aanspreken van een andere directeur, kreeg klager te horen dat hij moest muteren omdat er was vernomen dat zijn buurman hem wou aanvallen.
Tenslotte staat tegenover de discretionaire bevoegdheid van de directie dat zij, bij de toewijzing van een verblijfsruimte, een zorgplicht t.a.v. de gedetineerde heeft. Dit wordt bevestigd door de rechtspraak van de Beroepscommissie.
Hieruit volgt dat de directie zich niet zonder meer kan beroepen op het feit dat de dreiging de overplaatsing van klager zelf noodzakelijk maakte. Dit moet steeds worden afgewogen t.a.v. het risico dat de overplaatsing inhoudt voor de fysieke integriteit van klager, voortvloeiend uit de zorgplicht van de directie. Uit zijn verklaringen blijkt bovendien dat klager meteen bij het vernemen van de beslissing, aangegeven heeft dat hij niet naar sectie B wou, omdat hij daar met verschillende mensen ruzie heeft. Uit het verweer van de directie blijkt niet dat een dergelijke afweging is gebeurd, waardoor op dit punt de beslissing onredelijk lijkt.
Gelet op alle bovenstaande elementen, kan de klachtencommissie besluiten dat de beslissing tot mutatie niet redelijk is.

Om deze reden is de klacht gegrond.