Ga verder naar de inhoud

KC21/22-0113

Gegrond Onontvankelijk KC - Merksplas Klachtencommissie Andere beslissing directeur Geen beslissing directeur
TELEFONIE - BIJSTAND ADVOCAAT - GEEN BESLISSING DIRECTEUR - BEVOEGDHEID - ORDEMAATREGEL - BRIEFWISSELING

Klager mocht in voorliggend dossier niet bellen omdat er op het ogenblik van zijn vraag sprake was van een douchebeweging. De klachtencommissie stelt vast dat de uitzondering inzake de bewegingen en etensbedeling in het huishoudelijk reglement enkel voorzien wordt in de regeling omtrent de gewone telefoongesprekken. In de regeling omtrent het contact met de advocaat wordt deze uitzondering niet opgenomen of herhaald. Het huishoudelijk reglement voorziet géén andere uitzonderingen inzake het contact met de advocaat dan dat dit moet plaatsvinden tussen 08.00u en 20.30u. Volgens de klachtencommissie kan de uitzondering inzake de douchebeweging, hoewel ze vanuit praktisch oogpunt logisch lijkt, niet zomaar van overeenkomstige toepassing verklaard worden op de contacten met de advocaat, nu ze een beperking van het recht op telefonie naar de advocaat uitmaakt die niet opgenomen staat in het huishoudelijk reglement. Nu deze beperking niet expliciet in het huishoudelijk reglement opgenomen staat, is de beslissing die het contact met de advocaat ontzegt omwille van de douchebeweging, strijdig met artikel 68 Basiswet. De klacht is gegrond.

Hetgeen klager aanvoert, betreft geen individuele beslissing van de directie ten aanzien van hem. Het gegeven dat er niet kan gebeld worden op cel geldt voor alle gedetineerden van het paviljoen waar klager verblijft, en is te wijten aan de huidige infrastructuur van (bepaalde paviljoenen van) de PI Merksplas. De klacht is niet-ontvankelijk.

Klager voert nogmaals aan dat hij nog geen ‘nieuwe beslissing’ ontving in navolging van de uitspraken van de klachtencommissie over de gedeponeerde postzegels. Hoewel klachten over de niet-uitvoering van een beslissing van de klachtencommissie inderdaad tot de bevoegdheid van de klachtencommissie behoren, meent de klachtencommissie over deze problematiek reeds genoegzaam uitspraak te hebben gedaan in de gecombineerde beslissing KC21/22-0094+0102+0104 ten aanzien van klager. In die beslissing van de klachtencommissie werd immers vastgesteld dat de beslissing van de directeur van 19 oktober 2022 (waartegen klager zich in klachtendossier 0102 inhoudelijk verzette, en waar hij dus over beschikt) een ‘nieuwe beslissing’ is in uitvoering van de beslissingen van de klachtencommissie over de deponering van postzegels, en dat deze beslissing de toets van de wettelijkheid en redelijkheid doorstond. Er is volgens de klachtencommissie dan ook geen sprake (meer) van een (nieuw) verzuim in de zin die klager aanvoert, waarover zij zich (nogmaals) kan buigen. De klacht is niet-ontvankelijk.